Aan het kasteel van Breda

Als Hendrik III, Graaf van Nassau in 1504 Heer van Breda (1504 – 1538) wordt, komt het kasteel van Breda in zijn bezit. In 1509 laat hij een voormalig rondeel in de kasteelommuring ombouwen tot watermolen, aangedreven door de stroming in de noordelijke stadsgracht rond het kasteelterrein. Ook laat hij er twee woonverdiepingen bovenop bouwen, en het geheel voorzien van een karakteristieke trapgevel.
De watermolen staat in die eerste jaren in de noordelijke gracht waarin het water van de Mark om de stad stroomt. Door het enorme verval van de Mark vanuit Hoogstraten tot aan Breda was de stroming in de Mark en dus ook in de gracht voldoende om het waterrad, van het type onderslagrad, aan te drijven. De kasteelwatermolen is  dan een rivierwatermolen.
Hendrik III besluit korte tijd later om Breda en het kasteel te versterken. Na de aanleg van vestingwerken rond Breda en het kasteel (ca 1536), is de molen binnen de nieuwe vestingwallen komen te liggen. Roest van Limburg (1907) citeert de pauselijke nuntius Pierre Vorstius, bisschop van Acqui, als deze naar aanleiding van zijn bezoek op 16 juli 1537 aan het kasteel van Hendrik III in zijn reisverhaal memoreert:
 ‘(maandag 16 juli (1537)) … is een molen, die bij opkomst en verloop van het getij maalt, wat in tijd van nood van groot nut kan zijn. …’
De molen werkt op het getijde. Het water komt vanuit de nieuw gegraven noordoostelijke vestinggracht, buiten de wal en wordt naar de molen gevoerd via een inlaatsluis onder de noordelijke vestingwal. Op onderstaande reconstructie wordt de molen in zijn nieuwe omgeving uitgebeeld. De oude loop van de stadsmuur en –gracht zijn gedeeltelijk aangegeven met de stippellijnen.

Lokatie watermolen

Afbeelding kasteelwatermolen in directe omgeving ingekleurd (auteur) op schets van het kasteelcomplex uit "Roest van Limburg"

Nadat het water door de molen is gegaan, stroomt het vervolgens in de speciaal gegraven afvoerkanaal, de ‘molenlei’ en een uitwateringssluis onder de westelijke vestingwal weer naar de Mark. Deze uitwateringssluis doet tevens dienst als toegang voor het scheepverkeer dat goederen voor het kasteel aflevert bij het magazijn dat aan de molenlei staat. Door deze sluis kwam ook het bekende turfschip op listige wijze het kasteel binnen en konden de soldaten, vanuit hun schuilplaats onderin het schip, bij het magazijn aan wal komen en wisten zij het kasteel te heroveren (zie afbeelding hierna).

 Watermolen rond 1600

Situatie rond 1600, zoals weergegeven op de Schaal van Marcus
(vanuit het zuiden)

Ook is nog net op de afbeelding te zien hoe een dam tegen het bastion in de vestinggracht is aangelegd. Bij opkomend tij wordt (zie afbeelding hierna) in het zuiden van de vesting een speciale sluis geopend waardoor het water vanuit de Mark in de noordoostelijke vestinggracht wordt geleid en tegen die dam bij het bastion opgestuwd tot molenpeil (maximum waterpeil). Als het water het hoogste peil heeft bereikt wordt de sluis in het zuiden gesloten en kan het water alleen nog via de inlaatsluis naar de molen.

Molenwater in noordoostelijke vestinggracht

Het molenwater in de noordoostelijke vestinggracht van Breda, ca 1560. Ingekleurd in "Paccaiotto"

Kasteel en Watermolen

H.M. Haus, Kasteel en Watermolen, 1806
(vanuit het oosten)

In rustige tijden werd de molen aan de meestbiedende verpacht. Kort na 1800 werd de korenmolen nog verpacht aan de stad Breda voor fl 300,-. Het kasteel, en dus de kasteelwatermolen, is tot 1828 (zie gestippeld kader in afbeelding hiervoor) in bezit geweest van de Nassau’s en Oranje Nassau’s. De originele afbeelding is te zien in de Expositie ´Het Kasteel van Breda´.

Watermolen in 1818

Toen koning Willem I het kasteel in 1828 liet inrichten als militaire academie, werd de watermolen (zie kader in afbeelding hiervoor) volledig gesloopt.
Bron: Stichting Historische Verzameling KMA/Werkgroep Vastgoed Nassau’s

Literatuur:
Roest van Limburg, Th.M., ‘Het Kasteel van Breda’, Schiedam, 1904

Afbeeldingen:
(1) Elias Marcus, Het Kasteelcomplex in vogelvluchtperspectief vanuit het zuiden. Reliëf aan binnenzijde van de deksel van de bokaal (geschonken door de stad Breda aan Filips, graaf van Hohenlohe) met voorstellingen uit de geschiedenis van het turfschip, 1600. Verguld zilver;
(2) Francesco Pacciotto, ca 1560, pen en penseel, vol. IV fol. 90
(3) H.M. Haus, Het paleiscomplex gezien vanuit het oosten, 1806. Aquarel, onderschrift: ‘Vue de l’hopitâl de Breda’, origineel Expositie Koningin Wilhelmina Paviljoen, Stichting Historische Verzameling Koninklijke Militaire Academie te Breda.
(4) F.P. Sterk, ‘Het kasteel te Breda, zoals het in 1590 en tot de numalige verandering bestond’, Breda/Brest van Kempen, Brussel, 1828, Litho, 300 x 440 mm. Inv. Nr. ST 09;

Aanvullingen:
Een studie naar het functioneren van de kasteelwatermolen en de benodigde waterwerken binnen en buiten het kasteelterrein, mede in de context van andere indertijd aanwezige watermolens in en om Breda, heeft geresulteerd in een kilacadmon paper De Heerlijke Watermolens van Breda. Het boekwerk is te bestellen door invullen van het contactformulier.