De Gouverneur van de KMA

De titel 'gouverneur' voor een militaire commandant  in de betekenis van bestuurder, is reeds eeuwen in gebruik. Ten tijde van de Republiek der Verenigde Nederlander werd het commando over alle troepen die in een garnizoen gelegerd waren doorgaans opgedragen aan hooggeplaatste officieren die de titel van gouverneur droegen. Na het herstel van onze onafhankelijkheid werd de titel van gouverneur hier en daar weer ingevoerd voor de hoogste militaire commandant, die met een plaatselijk commando belast was. Zo stelde Koning Willem I in 1818 gouverneurs aan in 's-Gravenhage, Brussel en Leeuwarden. Alleen in 's-Gravenhage is nog steeds een gouverneur in functie en in Amsterdam treedt een gouverneur op, alleen wanneer het staatshoofd zich in de hoofdstad bevindt.

Functie en titel gouverneur KMA
Vanaf de oprichting van de KMA in 1828 is de leiding over de instelling in handen geweest van een hoofd- of opperofficier die Gouverneur werd genoemd.
Hij werd in zijn werkzaamheden bijgestaan door een hoofdofficier die eerst Kommandant heette en later Eerste Officier. Alleen in de periode van 1836 tot 1841 werden de titels van gouverneur en kommandant veranderd in die van Eerste Commandant en Tweede CommandantDe bevoegdheden van de gouverneur van de KMA werden vastgelegd in de opeenvolgende Reglementen voor de Koninklijke Militaire Academie, waarvan het eerste exemplaar in 1828 werd uitgegeven.

De gouverneur was belast met het "oppertoezigt over en de verantwoordelijkheid voor het personeel en materieel der Akademie en voornamelijk met de zorg dat alle reglementen en orders betrekkelijk de Akademie ten spietste worden opgevolgd. Jaarlijks geeft hij bij de inspectie der Akademie aan de Commissie van inspectie een algemeen rapport van de Akademie. Hij geeft haar voorts, ook op andere tijden die inlichtingen, welke dezelve zal noodig oordeelen'. Aan het Departement van Oorlog, zendt hij een half-jarig rapport van de bekwaamheden, vorderingen en het gedrag der kadetten'  'Aan de Gouverneur zal mede kunnen worden opgedragen de inspectie van militaire scholen waaromtrent de opkisting later doelmatig mogt worden bevonden' Voorts was er een Raad van Toezicht bestaande uit 'den Commandant den eersten hoogleraar in de wis- en natuurkunde, den tweeden hoogleraar in de wis- en natuurkunde, den hoogleraar in de Nederlandsche taal en letterkunde, de vier kapiteins aan het hoofd der compagnieën geplaatst en den adjudant van den Gouverneur als secretaris.

Van deze Raad van Toezicht en de Raad van Administratie was de gouverneur voorzitter. De Raad van Toezicht had verschillende plichten en bevoegdheden, die in het Reglement waren omschreven, waardoor de samenwerking van het bestuur met de docenten was verzekerd Deze organisatie van het bestuur heeft ongeveer 40 jaar bestaan.

In 1877 werd het bestuur veel meer gecentraliseerd en kreeg de gouverneur veel meer macht dan voorheen. De Raad van Toezicht werd vervangen door een Raad van Bijstand, met als leden officieren en burgerleraren, aan wie een veel bescheidener taak was omgedragen

In de Regeling van de Koninklijke Militaire Academie, ingevolge de wet van 21 juli 1890, Staatsblad no. 126, werd een bestuursorganisatie vastgesteld: die zeer veel overeenkomst vertoonde met die van 1877. De werkkring en de bevoegdheden van de gouverneur werden opnieuw vastgesteld De gouverneur werd nog steeds bijgestaan door de Eerste Officier en door de Raad van Bijstand, als adviescollege van de gouverneur. Hij kon het advies van de Raad van Bijstand inwinnen zoo hem dit nuttig voorkomt Tevens werden de werkkring en de bevoegdheden van de Eerste Officier en van de Raad van Bijstand vastgesteld De functie van Eerste Officier verdween na 1960 toen de onderwijsherziening aan de KMA werd doorgevoerd. De Raad van Bijstand is daarna in ongebruik geraakt.

De ambtswoningen van de gouverneur
De gouverneur van de KMA woonde aanvankelijk buiten het kasteelterrein. Het Huis Justinus van Nassau, een eerbiedwaardig gebouw aan het Kasteelplein, was van 1828 tot 1923 de ambtswoning van de gouverneur. Justinus van Nassau heeft daarna de functie gehad van Volkenkundig Museum en is in de 90-er jaren van de 20e eeuw verbouwd voor het onderbrengen van een aantal appartementen.

De cadetten kregen de gouverneur in vroeger tijden nauwelijks te zien getuige de ontboezeming van een oud-cadet uit 1897: 'Hij was voor ons een mystiek wezen dat tot een jongere orde behoorde. Alleen wanneer, al dan niet verdiend, provooststraf was ondergaan moest men zich in plechtgewaad kleiden om voor den Soesoehoenan gebracht te worden en een berisping te ontvangen' En over de verhouding van de gouverneur tot zijn plaatsvervanger (= K(C)ommandant) merkte deze cadet op: 'Men heeft aan de Academie een Gouverneur en een Commandant die het in den regel niet samen eens waren; dit verschijnsel doet zich meer voor, wanneer ergens eene autoriteit zich bevindt (de Commandant), die niet strikt noodig of overcompleet is''De Commandant woont aan de Militaire Academie ofschoon er maar weinig cadetten familiaar bij hem aan huis komen, de Gouverneur er buiten en dat is goed gezien. Het hoofd van een zoodanige instelling moet zich niet ieder uur van den dag aan het profane oog vertoonen; de aureool zou dan van lieverlede gaan tanen'.

Vanaf 1923 werd het Blokhuis, tot dan toe het woonhuis van de eerste officier, de ambtswoning van de gouverneur. Misschien gebeurde dit omdat de gouverneur meer betrokken wilde zijn bij het dagelijks leven op de KMA. Dat kon vanuit het Blokhuis beter, omdat dit huis op het kasteelterrein staat.

Te rekenen naar de tijd dat de gouverneurs van de KMA de scepter hebben gezwaaid over deze Koninklijke instelling kan men zeggen dat de gemiddelde ambtsperiode van de gouverneur ongeveer 4 jaar is geweest.
Continuïteit in deze functie is natuurlijk zeer belangrijk. Voordat de Gouverneur in de problematiek van het gehele apparaat is ingewerkt is er al heel wat tijd verstreken en als hij dan na korte tijd weer wordt overgeplaatst is dat jammer voor de KMA.
Luitenant-generaal H.G. Seelig heeft 16 jaar lang (1836-1852) aan het hoofd van de KMA gestaan en dat is verreweg de langste bestuursperiode die ooit door een Gouverneur is waargenomen.
De kortste periode werd vervuld door Kolonel A.C.A. Schönstedt (1867-1868) die precies één jaar Gouverneur is geweest.
Uit verschillende publicaties blijkt dat de gemiddelde Gouverneur een belangstelling had voor de stad Breda, die ver uitging boven het ambtelijke.

Na de tweede wereld oorlog.
Dat bleek vooral na de Tweede Wereldoorlog uit de actieve deelname van de Gouverneurs aan het verenigingsleven en aan allerlei manifestaties, die in de stad Breda werden gehouden.

Bovendien werden na de Tweede Wereldoorlog, dankzij de opeenvolgende Gouverneurs, de poorten van de KMA wijd open gezet, niet alleen voor de circa 5000 scholieren en bezoekers, die jaarlijks de KMA en het Kasteel komen bezoeken en bezichtigen, maar ook voor verenigingen, die gebruik kunnen maken van de aula en de sportaccommodaties van de KMA.
Bij Ministeriele Kennisgeving van 27 oktober 1961 werd ingevolge KB van 17 oktober 1961, no. 1 , met ingang van 15 november 1961, het Curatorium van de Koninklijke Militaire Academie ingesteld met Prins Bernhard als President-curator.
Bij genoemde Ministeriële Kennisgeving werd eveneens de Raad van Gouverneur en Assessoren ingesteld om te 'beschikken over een college dat kan adviseren inzake aangelegenheden betreffende het onderwijs aan de Koninklijke Militaire Academie in de ruimste zin des woords'.
Van deze Raad is de Gouverneur der KMA voorzitter.
In een instructie, die als bijlage aan de beschikking werd toegevoegd, werden de bevoegdheden van de Raad van Gouverneur en Assessoren vastgelegd.
De beschikking trad op 15 november 1961 in werking.

1 Regl. KMA 1828 art. 45.
2 Regl. KMA 1828 art. 241 .
3 Regl. KMA 1828 art. 245, 250, 251.
4 Regt. KMA 1877 art. 14 en 42.
5 Regl. KMA 1890 art. 12 t/m 17   6 Regl. KMA 1890, art . 30. Regl . KMA 1912, art . 30.
7 Regl. KMA 1890 art. 29 en 30 .