Collecties beschikbaar op deze site
Collectie Penningen
Schilderijen
Sculpturen Ornamenten en Monumenten
Curiosa

Collectiebeheer HVKMA

Overige collecties volgen

 

Ontstaansgeschiedenis van de collectie 

Van Heldengalerij tot Stichting Historische Verzameling
Als voorloper van de huidige collectie van de KMA kan de zogeheten Heldengalerij worden beschouwd. Op 5 maart 1839 maakte de toenmalige gouverneur van de KMA, luitenant-kolonel H.G. Seelig, met korpsorder no. 668 aan de KMA-gemeenschap het volgende bekend: "Aan de Heeren Militairen en Civiele Beambten, wordt ter kennis gebracht, dat door de gezamenlijke Kadetten der Akademie, eene inschrijving geopend is en reeds dadelijk een fonds is bijeen gebracht, bestemd om tot verheffing van den luister dezer Koninklijke Stichting in het gebouw der Akademie eene galerij te vormen van beeltenissen van verdienstelijke Nederlandse krijgslieden". De Heldengalerij moest de cadetten inspireren en tot voorbeeld zijn voor hun toekomstig functioneren als officier. Dit plan werd met groot enthousiasme ontvangen en zowel officieren als cadetten tekenden voor een groot bedrag in, terwijl cadetten dertien jaar lang een maandelijkse bijdrage schonken. De Koninklijke Militaire Academie kreeg in de beginfase van haar bestaan veel belangstelling van het vorstenhuis, waardoor de verzameling fors werd uitgebreid met een aantal interessante schenkingen. Verder kreeg de collectie regelmatig schenkingen van oud-cadetten en docenten, die in dienst van het Koninkrijk hadden deelgenomen aan militaire operaties en expedities in den vreemde. Helaas moeten tal van waardevolle voorwerpen aan het eind van de negentiende eeuw, in opdracht van de minister van Oorlog aan andere musea worden afgestaan.

De daadwerkelijke "geboorte" van de Historische Verzameling KMA vindt plaats in 1913 ter gelegenheid van het 85-jarig bestaan van de KMA, als gouverneur H. Kemper in een feestrede oproept tot het aanleggen van een historische verzameling betrekking hebbend op het verleden van de KMA. Reeds spoedig bleek, dat men hiervoor veel belangstelling had en nog voor het einde van het jaar verklaarden de kapitein der Infanterie A. Dudok van Heel, de eerste-luitenant der Artillerie Jhr. J. Th. Alting von Geussau, de bibliothecaris J.D.B. Ophorst, de eerste-luitenants der Infanterie J.H. Fruijt van Hertog, A.N.C.F. Keijzer en Jhr. A.D. Laman Trip benevens de eerste-luitenants der Cavalerie H.F.M. baron van Voorst tot Voorst zich bereid, hun hulp te verlenen bij het tot stand brengen van de Traditie Verzameling. Er werd een commissie ingesteld, onder voorzitterschap van de kapitein Dudok van Heel. Met het secretariaat belastte zich jhr. Alting von Geussau, terwijl het penningmeesterschap werd waargenomen door luitenant-kwartiermaker van der Kamp. Bij de op 1 augustus 1914 ingetreden mobilisatie van het Leger, zag de commissie zich genoodzaakt, haar werk tijdelijk te staken. Tegen het einde van 1916 kon het werk weer worden hervat en kon een uitgebreide collectie worden tentoongesteld in de zogeheten Modelzaal. In 1918 is de inventarisatie afgerond en beschreven in de "Catalogus van de Historische Verzameling der KMA". De collectie bevatte een groot aantal voorwerpen van uiteenlopende aard zoals uniformen, uitrustingsstukken, handvuurwapens en slagwapens. De verzameling heeft in de loop der jaren uitbreiding ondergaan door een groot aantal schenkingen, maar ook werden gedeelten van de verzameling noodgedwongen afgestaan aan verschillende musea (zie ook bij ethnografische museumverzameling). De periode tussen de beide wereldoorlogen kenmerkt zich door een verdere uitbouw van de collectie. In 1940, bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, slaagt men er in belangrijke delen van de collectie in veiligheid te brengen voordat de Duitse bezetter het Kasteel van Breda in gebruik neemt. Desondanks blijkt na 1945, dat een deel van de verzameling verloren is gegaan.

Op 24 mei 1956 werd bij Korpsorder nr. 75 een Traditie Commissie ingesteld die de opdracht kreeg hetgeen op de KMA aanwezig was aan uniformen, schilderijen, maquettes, wapens enz. op historische waarde te catalogiseren. Bovendien moest deze commissie voorstellen doen voor de opstelling en verwerving van de historische voorwerpen. Het instellen van deze commissie valt niet zonder reden samen met de overdracht van de ethnografische collectie aan het nieuwe museum "Justinus van Nassau". Tot het eind van de jaren tachtig van de twintigste eeuw is er ruime aandacht voor de KMA verzameling en hecht men aan de instandhouding ervan. Dit is in belangrijke mate de verdienste geweest van de toenmalig bibliothecaris de heer H.J. Wolf. Die ook de geschiedschrijving van de KMA voor zijn rekening nam. Na 1989 ebt de belangstelling voor de collectie echter weg, mede doordat andere activiteiten behorend tot de "core business" van de KMA prioriteit krijgen.

In 1998 geeft gouverneur Roozendaal opdracht voor een studie, die in 2003 onder gouverneur Hilderink leidt tot de oprichting van de Stichting Historische Verzameling KMA met de opdracht de collectie te beheren en zoveel als mogelijk te ontsluiten voor het publiek. In maart 2004 wordt de collectie in bruikleen overgenomen op basis van een overeenkomst tussen de stichting en de gouverneur. Na een grondige bouwkundige renovatie wordt de oude HBS omgedoopt tot Koningin Wilhelmina Paviljoen. In de renovatie is ook een ruimte gereserveerd voor het permanent tentoonstellen van een deel van de collectie. Zo keert de collectie deels terug naar de historische locatie van de vroegere etnografische verzameling (zie hieronder). De expositieruimte wordt op 28 mei 2009 officieel geopend door de burgemeester van Breda, de heer P. van der Velden en de gouverneur van de KMA, generaal-majoor mr. S. van Groningen.

Etnografische museumverzameling
Min of meer parallel aan de ontwikkeling van een collectie voor de Heldengalerij en de traditiebeleving werden door de KMA in de 19e eeuw tal van voorwerpen verzameld die als onderwijsmateriaal dienden voor de cadetten die vanaf 1830 werden opgeleid voor dienst in Nederlands Indië. De collectie koloniale voorwerpen was begin 20e eeuw dusdanig uitgegroeid, dat er sprake was van een etnografische museumverzameling. Deze collectie voorwerpen werd in 1905 ondergebracht in een deel van de voormalige HBS aan het Kasteelplein. Aanvankelijk werden er veel krijgsattributen verzameld, maar later ook gebruiks- en kunstvoorwerpen. De uitbreiding van deze collectie leidde in 1909 zelfs tot de erkenning van de 'Ethnografische Verzameling van de Koninklijke Militaire Academie'.

In Kampen vond een soortgelijke ontwikkeling plaats. In 1852 begon daar een praktijkopleiding voor jonge excellerende onderofficieren zonder HBS vooropleiding, die voor de KMA was vereist. Vanaf 1877 stond deze opleiding bekend als de Hoofdcursus. Voor de leerlingen voorbestemd voor dienst in Nederlands Indië, werden speciale cursussen ontwikkeld en werden ook in Kampen etnografische voorwerpen verzameld. Anders dan in Breda, was deze collectie als museum toegankelijk voor het publiek. In 1923 werd de opleiding in Kampen stopgezet en werd een belangrijk deel van de collectie overgebracht naar Breda.
Door de samenvoeging van deze twee etnografische collecties ontstond er ruimtegebrek in de HBS en kreeg de inmiddels breed uitgegroeide KMA collectie vanaf 1923 een nieuw onderdak in de voormalige woning van Justinus van Nassau in de Cingelstraat. In 1938 werd het KMA museum na reorganisatie en renovatie heropend tijdens de viering van 110 jaar KMA. Na de moeilijke oorlogsjaren en de opbouwperiode daarna werd het KMA museum in 1956 overgedragen aan het ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschappen en ging het verder onder de naam Museum Justinus van Nassau als dochterinstelling van het Rijksmuseum voor Volkenkunde te Leiden. Slechts een klein deel van de collectie bleef in het bezit van het ministerie van Oorlog. Uiteindelijk moest dit Breda's museum in 1993 zijn deuren sluiten en werd de etnografische collectie overgebracht naar Leiden.

Een uitgebreide beschrijving van de ontwikkelingen van het etnografisch museum is te lezen in Erfgoed Reeks Breda nummer 6, "Volkenkunde in Breda", door Marie-Antoinette Willemsen, uitgegeven door de gemeente Breda, 2011.

Ontwikkeling van de collectieopbouw
(ontleend aan de geschriften van de heer H. Wolf, voormalig bibliothecaris van de KMA, oorspronkelijke spelling en schrijfwijze gehandhaafd)

Het is niet mogelijk om in het kort bestek een overzicht te geven van alles wat tot deze Traditie Verzameling heeft behoord, maar een aantal schenkingen is echter dermate belangrijk geweest dat deze hier in het kort worden vermeld. In maart 1843 werd door de heer C.H. Phaff, oud-officier van de Genie, aan de Z.M. Koning Willem II een kostbaar kabinet aangeboden, dat modellen bevatte van het toen bestaande materieel der Artillerie. Deze rijke verzameling bestond uit 367 verschillende voorwerpen. Zijne Majesteit heeft deze verzameling in overeenstemming met de wens van de gever, geschonken aan de K.M.A. Toen echter in 1913 in het Kasteel Doorwerth een Artillerie-Museum werd opgericht werd deze verzameling daarheen overgebracht.

In 1841 vereerde de Kroonprins ( de latere Koning Willem III) de Academie met een voor die tijd kostbaar geschenk. De Kroonprins schonk namelijk aan de bibliotheek een verzameling van acht kaarten van de Nederlandse  bezetting in Oost-Indië, verpakt in een met rood marokijn beplakte doos. Dit werk is nog steeds in de bibliotheek aanwezig.

Op 10 maart 1856 ontving de “Koninklijke Academie voor de zee- en Landmacht” van Koning Willem III een enorme collectie wapens uit zijn persoonlijke verzameling, met uitzondering van de wapens die stamden uit de tijd van Stadhouder Prins Willem V. (Deze collectie had oorspronkelijk toebehoord aan Generaal-majoor Geisweit van der Netten). De verzameling bestond uit helmen, harnassen, werpwapens, spies- en slagwapens, pistolen en talrijke andere stukken. De bedoelde collectie wapens bevatte een aantal zeer fraaie voorwerpen. Dit blijkt ook wel uit het feit, dat de Directeur van het Nederlandsch Museum te Amsterdam in 1895 alle moeite heeft gedaan om overbrenging van deze verzameling naar het Museum te verkrijgen. Het spreekt vanzelf dat de Academie van dit Vorstelijk geschenk geen afstand wilde te doen en met kracht voor het behoud daarvan heeft gestreden, echter niet heeft kunnen verhinderingen, dat H.M. Koningin Wilhelmina in 1913 heeft bepaald, dat de gehele collectie in bruikleen moest worden afgestaan aan het in dat jaar opgerichte Artilleriemuseum in het Kasteel Doorwerth. Bij alle voorwerpen werd echter een bordje geplaatst: Behoort tot de collectie van wapenen, geschonken door Z.M. Koning Willem III aan de K.M.A. en door deze in bruikleen afgestaan”.  Onvermeld mag ook niet blijven het door Koning Willem II geschonken imposante schilderij: “De overgave van Hasselt op 8 augustus 1831” geschilderd door H. Pieneman Sr. Op dit moment hangt het schilderij in de Puffiuszaal in het huis van Brecht.

In 1873 werd bij besluit van Koning Willem III beslist, dat de zgn. collectie Roosdorp als “Nationaal Gedenkteken” op de K.M.A. zou worden tentoongesteld. Deze collectie die door de heer Roosdorp tijdens zijn leven was verzameld, bestond uit wapens, uniformen, vaandels van vrijkorpsen en schutterijen en talloze andere voorwerpen uit de periode 1830/1831. In augustus 1873 werd de collectie ontvangen en in de Modelzaal opgesteld. Deze verzameling werd nog uitgebreid door schenkingen van leden van de Vereniging “Het Metalen Kruis”. Dat ging zo door tot 1890. Maar in december van dat jaar werden op last van de Minister van Oorlog 21 voorwerpen afgestaan aan de Regimenten Grenadiers en Jagers. In 1894 werd door de Minister van Oorlog opdracht gegeven om de Roosdorp af te staan aan het Nederlandsch Museum voor Geschiedenis en Kunst in Amsterdam.  

Slechts enkele minder waardevolle voorwerpen bleven achter. In het jaar 1901 bepaalde de Minister van Oorlog dat ook de nog aanwezige stukken zouden worden overgebracht naar het bovengenoemde Museum, onder de bepaling echter dat de gehele verzameling – alhoewel daar opgesteld – eigendom was en bleef van de Koninklijke Militaire Academie. In september 1891 schonk H.M. Koningin-Moeder Emma een schilderij van Z.M. Koning Willem III aan de K.M.A., dat enige tijd later werd gevolgd door een schilderij van Z.M. Koning Willem II. Een monument van bijzondere betekenis is voorts het Ereblijk van het Regiment Veldartillerie, hetwelk bij K.B. van 7 augustus 1896 nr. 43 door de regering aan het 1e , 2e en 3e Regiment Vestingartillerie werd geschonken , “ter blijvende herinnering aan de roemrijke en voorbeeldige wijze, waarop het wapen der Vestingartillerie zich bij de verdediging van het Citadel van Antwerpen in het jaar 1832 van zijn moeilijke taak heeft gekweten”.

Het ereblijk van het 3e Regiment Vestingartillerie werd door de opheffing van genoemd Regiment ingevolge Koninklijke Machtiging door de Minister van Oorlog in bruikleen afgestaan aan de K.M.A. De overdracht geschiedde op 27 juni 1923, in tegenwoordigheid van het gehele personeel der Academie. In 1928 werd dit Ereblijk, ingevolge verkregen opdracht, weer teruggegeven aan het Wapen der Artillerie en wel aan het 2e Regiment Onbereden Artillerie te Naarden. In april 1933 werd dit Ereblijk weer afgestaan aan de K.M.A.

Het zou te ver voeren om alle geschenken, door de verenigingen en door particulieren aan de Kon. Mil. Academie geschonken, de revue te laten passeren. Het zijn er vele geweest en zouden al deze kostbare stukken nog aanwezig zijn, dan zou de K.M.A. een Museum rijk zijn met een geschiedenis van ons Leger zeer belangrijk bezit. Helaas moesten tal van waardevolle voorwerpen en collecties aan andere musea worden afgestaan, maar uit het hiernavolgende overzicht moge blijken, Dat de Traditie Verzameling niet slechts in naam bestaat maar dat er nog een rijk bezit aanwezig is, waarop de Koninklijke Militaire Academie met recht trots mag zijn.

Ook na de Tweede Wereldoorlog werden verschillende belangrijke schenkingen ontvangen. Tot de belangrijkste aanwinsten behoren vijf Eresabels en de collecties wapenverzamelingen van twee beroemde figuren uit de krijgsgeschiedenis van het voormalige K.N.I.L., de Luitenants-generaals  H.C.J. ter Beek en Jhr. G.M. Verspyck. Deze wapenverzamelingen hebben in eigendom toebehoord aan het Etnografisch Museum van de K.M.A., maar werden bij de overdracht van dat Museum op 25 oktober 1956 naar het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen aan de K.M.A. afgestaan, dank zij de bemoeiingen van de toenmalige Gouverneur, de Kolonel der Cavalerie  W. Kloppenburg en mede dank zij de medewerking van de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen.

Het instellen van de Traditie Commissie in 1956 leidt tot positieve resultaten.
Zo werden een 25-tal schilderijen, die dringend onderhoud behoefden door een ervaren kunstschilder gerestaureerd en nog meer schilderijen stonden op het programma voor de volgende jaren. De lijsten van de schilderijen werden door eigen personeel bijgewerkt en in goede staat gebracht. In de jaren 1958/59 werden eveneens 2 Vaandels gerestaureerd. In de persoon van de heer D.F. Lunsingh Scheurleer, Rijks inspecteur van Roerende Monumenten, had de Traditie Commissie een buitengewoon goede en deskundige adviseur.

Gebrandschilderde Ramen uit de voormalige NassautorensAan de verzameling werden voorts toegevoegd: 2 Tegeltableaux van Spaak en Roostegels, 2 gebrandschilderde ramen van vroegere torenramen uit de Nassautoren en 2 vitrinekasten met medailles en gedenkpenningen.

Ook de uniformen werden door eigen personeel nagekeken en waar nodig gerestaureerd. De verzameling cadetten-uniformen werd uitgebreid met uniformen uit de periode 1948-1957. Alle uniformen werden voorzien van eenvoudige bordjes met opschriften. In vogelvlucht zijn dit enige van de werkzaamheden, die door of onder toezicht van de leden van de Traditie Commissie werden verricht met het uiteindelijke doel om de historie van het Kasteel en van de Kon. Mil. Academie te laten leven door de voorwerpen, die in de verschillende gebouwen tentoongesteld staan.