Dit is een impressie van het onderzoek naar de voormalige stallen van de Nassaus, net buiten de poort van het kasteel tussen het Kasteelplein en het Valkenbergpark gelegen. De laatste resten zijn vóór 1960 gesloopt, maar een gevelfragment van het complex is te vinden in het Rijksmuseum te Amsterdam vanwege zijn bijzondere renaissancekenmerken.
Film geeft een impressie van de voormalige Nassaustallen te Breda.
De volledige studie is na te lezen in
Nassaustallen
Kasteel van Breda met de voormalige stallen (rode daken)
Waar kamelen de schepen van de woestijn zijn, zijn paarden vanouds de voertuigen over land. Paarden hebben dan ook hoofd en benen in plaats van kop en poten. De locatie van stalling is van gewicht, zo leert de volgende gerechtelijke uitspraak over de Zweedse uitvinder Nobel in Frankrijk.
Een Franse rechtbank (verblijfplaats Nobel) bepaalde dat de erfenis en dus de stichting in Zweden moest komen, omdat de reislustige Nobel daar “zijn paarden” had; want waar zijn paarden zijn, daar is zijn domicillie.
Volume, locatie en stijl van stallen dienden in het verleden voor paarden, koetsen, manege, bedienden, overige opslag, opleiding, etc en waren in bouwstijl en grondoppervlak bijna gelijkwaardig aan de kastelen of buitenplaatsen van de eigenaar. De stalmeester was naast de hofmeester een voornaam persoon aan het hof, die ook de jonge adel scherm- en rijkunst bijbracht. Nu zou men het als de “Facilitaire Unit”, een ondersteunend onderdeel kunnen benoemen.
Uit de tijd van “Vader des Vaderlands” (Prins Willem I van Oranje Nassau) weten we de bezetting van de stallen, zijnde: 1 stalmeester, 4 lakeien, 12 palfeneurs (koetsbedienden), 1 maarschalk, 2 staljongens, 12 valkeniers, 3 muilezeldrijvers en ca 50 paarden. En dat is exclusief een groot aantal hoveniers. Een stevig gezelschap dat zwaar op de hofbegroting drukte zo blijkt uit zijn boekhouding.
Door Europa zijn veel van dergelijke complexen te vinden. Hieronder een voorbeeld van overwelfde stallen met verdieping van Philips II zoals die nog bestaan te Cordoba in Spanje.
Overwelfde stallen te Cordoba van Philips II
Al op 16 juli 1537 meldde de secretaris van de Pauselijke Nuntius bij zijn bezoek aan Graaf Hendrik III:
………….Kortom, het is de sterkste en tevens de fraaiste burcht, die wij tot nog toe in geheel Duitschland zagen; wel zagen wij er, die fraaier waren, en die sterker waren, vooral die op rotsen waren aangelegd, maar fraaier en tegelijk sterker zagen wij geen enkele. Om den burcht heen laat hij (Hendrik III) geducht bouwen, namelijk een paardenstal………….
Weer twee eeuwen later doet Colonel Broekhuyzen in 1738 ook verslag van zijn bezoek aan het “Koninglijk hof en Kasteel”.
………… De kaatsbaan gestaan met een sij tegen het kasteelplijn, tussen de poort van dit Valkenberg en des Prinsen stallen, bij Graaf Hendrik gebouwd, die om haar groote en goed gesteltenis van de liefhebberen geprezen word, heeft agter een wooning tegen het huys van de Hovenier en siet op de plaats van de stallen. De paardenstallen besluyten aldaar vervolgens die gehele breeten van het kasteelplein aldaar. Voor is een poort en een woning voor den opsiender, heeft een groote plaats, daar waar de stallen ten noorden hoveniershuys staan. En in het midden staat een pomp.
De stallen op oude kaarten links Blaeu 1622, rechts Janssonius 1657
Kaarten uit ca 1600 tonen de stallen in verschillende gedaantes qua kapvormen, maar met een duidelijke carrévorm. Archeologische opgravingen uit 1995 en plattegrond tekeningen uit 1679 en 1768 geven weer een beeld van de indeling qua ruimten. Uit (voorgenomen) verbouwtekeningen uit 1826 van de Genie kunnen kapconstructies herleid worden. Foto’s van gevelfragmenten van 1900 en 1960 geven gedeeltelijk inzage in de opbouw. Al deze variabelen geven inzicht in de historische ontwikkeling van de stallen. Op basis van deze gegevens is met kennis van de bouwhistorie een redelijke inschatting te maken hoe e.a. er heeft uitgezien anno 1600.
Plattegrond uit 1679 en de reconstructie uit 2013
Bij de uitleg van het kasteelterrein richting westen is het voormalige Begijnhof opgeofferd. De stallen zijn vermoedelijk gefaseerd gebouw gezien de stijlverschillen in de gevels aan zijde van de Hoftuin / Valkenberg. De oudste gevel van de Kaatsbaan (toen nog mogelijk als stal) is duidelijk sober van aard en dateert vermoedelijk uit 1537, maar de gevel van het Hoveniershuis (nu in het Rijksmuseum) heeft uitbundige sculpturen en komt qua detaillering overeen met het Raadshuis te Klundert, dat gedurende het 12- jarige bestand gebouwd is. Voorts worden de diverse gebruiksruimtes door de tijd heen verschillend benoemd.
Maar de belangrijkste wijzigingen vonden plaats in 1826 met de komst van de KMA. Het Hoveniershuis is gesloopt waardoor de carré een U-vorm kreeg, de grote stal werd rijschool en het koetshuis bakkerij. Buiten het stallencomplex werd na 1826 aan het Kasteelplein een binnen- en buiten-manege gebouwd met nieuwe stallen.
Nog vóór 1960 zijn alle historische en 19e eeuwse bouwwerken gesloopt en is er de cadettenflat, het Prins Bernhardpaviljoen, verrezen.
Luchtfoto uit 1928 met volume reconstructie & reconstructie kapplan uit 1536
Onderstaande afbeelding geeft een impressie hoe het er na de realisatie in de 16e eeuw er uit heeft kunnen zien.
Reconstructie Nassaustallen gezien vanuit het oosten t.o.v. huidige bebouwing Kasteelplein
Kaatsbaan
De Kaatsbaan was van oudsher een begrip in Breda als entertainmentlokaal. Aan het Kasteelplein is er nog een woonhof naar vernoemd. De laatst bekende bouwgegevens dateren van kort voor de sloop in ca 1960. De kopgevel aan de Hoftuin of Park Valkenberg is nog het laatst bewaarde Renaissance element van het oorspronkelijke complex uit begin 1500.
Kaatsen was een soort balspel waar de bal met de vlakke hand via een muur naar de tegenstander speelde. Dit spel zou later evalueren tot tennis. In het boekje “Heeft yemant lust met bal, of met reket te spelen “ wordt de ontwikkeling van dit spel aan het hoofse leven uitvoerig beschreven. De Kaatsbaan in Breda met de binnenplaats van het stallencomplex werd later voor de burgerij voor allerlei evenement ter beschikking gesteld en verwerd tot “het” theater in Breda tot ca 1800. In 1755 speelde daar de Haagse Schouwburg, gevolgd door een komisch ballet voor 16,5 stuiver, aldus bovengenoemd boekwerk.
Reconstructie Kaatsbaan
Op de foto van de kopgevel is het bovendeel niet meer origineel maar het onderdeel met drie bogen en weggekapte medaillons heeft alle kenmerken van Vroeg-Renaissance.
Gravures uit ca 1580-1590 ten tijde van het Turfschip-epos laten een bouwvolume zien welke veel kleiner is als na 1826 (komst KMA) met typische hoog geplaatste luiken zoals dat bij stallen gebruikelijk is. De al eerder geschetste fasegewijze bouw van het stallencomplex doet vermoeden dat dit een tijdelijke huisvesting voor de paarden was totdat de Grote Stal gereed was. Prins Willem I zou de (overdekte) kaatsbaan gerealiseerd hebben
Ets (rechts kaatsbaan met poort naar Valkenberg), Plattegrond & Kopgevel met poort
Na de komst van de KMA is de Kaatsbaan weer omgebouwd tot stal en is het bouwwerk intern van kolommen voorzien. De kap is opgehoogd en doorgetrokken over de poort tot aan de Grote Stal.
Hoofdentree & Portierwoning
De Hoofdentree tot het stallencomplex is van oorsprong een open gang tussen de Kaatsbaan en de Oppasserswoning of Portiersloge. Dit is goed te zien op de kaart van Blaeu en Janssonius. De gravures van het Turfschip-epos laten een muur met een poort zien. Opvallend op de kaart van Blaeu is de afzonderlijke bouwmassa van de woning en de kopgevel aan de Kasteelpleinzijde wat met de Gravures overeenkomt, hoewel daar een stedenbouwkundige fout in zit.
Kalf heeft ca 1900 nog de entreeboog gezien en memoreert aan de hand van bouwsporen dat de “korfboogpoort met gotische geprofileerde dagkanten” mogelijk een rudiment van het voormalige Begijnhof kan zijn. Mogelijk is dat de woning ook en tevens daarmee de rooilijn van het stallencomplex geweest.
Reconstructie & plattegrond
Hoofdstal
De Hoofd Stal, Grote Stal of Sijn Hooght Stal is het grootste bouwvolume van het stallencomplex en steekt aan de achterzijde uit het carré. Uit de verbouwingstekeningen van 1826 is de draagconstructie te destilleren bestaande uit een Oud Hollands spant met (hooi)zolder en vliering. De spanten hebben in de diverse tekeningen de zelfde vorm, alleen bij een plan is een tussenvloer gerealiseerd welke later werkelijkheid is geworden.
Reconstructie Stal interieur
De indeling komt overeen met de Ruiterwacht of Corps de Garde te Zutphen uit 1639, waar op zolder aan de kopgevel het Gardeverblijf was. De gravures van het Turfschip-epos laten ook een kopgevel zien (maar het kan ook een ander stedenbouwkundig deel zijn).
De Entree aan de binnenplaats had een trapgevel met een toegang tot de (hooi)zolder. Gezien de hoeveelheid paarden (ca 80) die hier gestald kunnen worden is het vreemd dat er maar 1 toegang te ontdekken is. De Zutphense stal heeft er 2 (aan beide kopgevels).
In 1826 is de stal tot rijschool verbouwd en is er een bouwlaag op gekomen.
Doorsnede oorspronkelijke hoofdstal & Reconstructie Kapplan
De stal kon ca 80 paarden/muildieren herbergen. Na de komst van de KMA is de stal verbouwd tot Rijschool en in fasen opgehoogd.
Koetshuis
Het Koetshuis of Piceursverblijf is het kleinste bouwvolume van het stallencomplex en ligt ingeklemd tussen de Hoofd Stal en de Hovenierswoning. Dit is te zien op de Janssonius kaart uit 1657 en ook is het dak waar te nemen op een Gravure uit 1729 achter de Hovenierwoning. Uit de verbouwtekeningen uit 1826 tot bakkerij, waar een aanbouw plaatsvindt, valt de kapconstructie te destilleren. Ook hier was later in een tussenvloer voorzien.
Op ander tekeningen is het Koetshuis vergroot tot in De Hoveniers woning. Hier is waarschijnlijk sprake van een inwendige doorbraak zonder de hoofdconstructie aan te tasten ter vergroting van het Koetshuis.
Het is de vraag of van begin af aan al aan een Koetshuis is gedacht, gezien de naamgeving van Piceur en het geringe bouwvolume voor een Koetshuis. Later na de doorbraak lijkt er wel voldoende ruimte. Misschien was de oorspronkelijke ruimte bedoeld voor kleine rijtuigen en/of draagstoelen gezien de Notitie van de secretaris van de Pauselijke Nuntius in 1537
<<….. Na afloop van het onderhoud met mijnen Heer, die te voet ging, leunde (de graaf) op een stok, schoon hij het liefst in een draagstoel zat, daar hij veel leed aan het been. ….>>
Reconstructie binneplaats met Koetshuis en entree stal
Hoveniersverblijf
Reconstructie Hoftuin gevel (Hovenierswoning en kopgevel Kaatsbaan).
Onderstaande Litho is wel de bekenste afbeelding van wat ooit de Nassaustallen waren. Het is een afbeelding van na 1876 omdat de voormalige HBS al op de achtergrond te zien is. Maar weer voor 1888 toen de muur gedemonteerd werd en later in het Rijksmuseum weer opgebouwd is. De muur met tijdelijke steunberen is het rudiment van de woning die met de komst van de KMA in 1826 gesloopt is op de Hoftuingevel na. Boven de muur steekt een latere aanbouw uit en aansluitend aan de muur de reeds verhoogde Kaatsbaan. Vervolgens het poortje tussen het Kasteelplein en de Hoftuin (Park Valkenberg).
Aanzicht vanuit het Valkenberg, litho ca 1880
In 1738 beschrijf Broekhuyzen:
………… Den ingang (Valkenberg) is op het kasteelplein tegen de vest over het Steene Bolwerk, door een steene poort met blauwe steene lijsten en zuylen uitgewerkt, waar bovenin het koningswapen staat met zijn verven. En omdat hier geen honden in mogen gebracht worden, is het op de poort tot waarschuwing geschreven. Het heeft een portier, die alle redelijke menschen in en uyt laat sonder iets te vorderen. In het Inkomen staat het huys van den hovenier, door graaf Hendrik gebouwd, vercierd met witte zuilen en lujsten en sluyt agter de plaats der stallingen, daarop het sijn uytgang ook heeft, hierna te schrijven………
Voor de sloop van de Hoftuingevel is een tekening gemaakt van de oorspronkelijke gevel door de toenmalige Rijksdienst voor Monumenten vanwege zijn bijzondere Renaissance sculpturen. De gevel blijkt drie ingangen te hebben gehad en was symmetrisch ontworpen.
Reconstructie van Hoftuingevel zonder kap
Het gevelaanzicht van de Hoftuinkant is op diverse details van gravures uit ca 1700 te vinden
Details uit gravures 1650, 1729 en 1732
Opvallend en ook al door anderen opgemerkt, is het verschil in uitstraling van de hovenierswoning en kopgevel van de Kaatsbaan. Daar waar de kaatsbaan nog de kenmerken draagt van de Vroeg Renaissance uit de tijd van Graaf Hendrik III (ontwerp 1531), heeft de Hovenierswoning al de beeldenrijkdom van de Hollandse Hoog Renaissance uit Prins Maurits zijn tijd (na 1600).
Hoveniersgevel en Kaatsbaan gevel
De woning was een dubbele woning voor de Hovenier aan de Parkzijde en de Stalmeester aan de zijde van de binnenplaats. Tegenstrijdig aan de Janssonius tekening en de gravures waar de dubbele woning een lang volume kent, zijn de schetsen uit 1668 & 1779 waar een kortvolume geduid wordt. De opgraving in 1995 laat echter duidelijk een langgerekte binnen muur zien die woningscheidend is. Vanwege de breedtemaat kan dit tevens ook een dragende muur zijn geweest. Waarschijnlijk is het koetshuis later inwendig doorgebroken.
Opgravingen in 1995 & opmetingen in 1768
De architectenfamilie Cuypers, bekend van het Rijksmuseum, heeft in 1888 de gevelfragmenten van de Hovenierswoning van de Nassaustallen uit Breda naar het Rijksmuseum in Amsterdam gehaald t.b.v. het zogenaamde fragmentengebouw aanpandig het Rijksmuseum. De natuursteenelementen zijn geïntegreerd in een gevel met eigentijdse baksteen en is voorzien van een fantasieverdieping. Later is het Druckergebouw er naast geplaatst en ontstond daar tussen de Rijtuigzaal als binnenruimte. De Stalgevel kwam toen inpandig. In de vijftiger jaren van de vorige eeuw is onder de Rijtuigenhal een depotkelder gebouwd en is voor de Stalgevel een installatiegevel gebouwd. Daarmee is de gevel onttrokken aan het oog op slechts twee deuren en een pilaster na.
Fragmentengebouw ca 1900 bij Rijksmuseum, gevelopbouw & nu nog zichtbare entree
Volière
In de opera van Mozart “die Zauberflote” is voor de Vogelvanger van de Koningin der Nacht “Tamino” een belangrijke rol weggelegd. Vogels waren niet alleen voor de sier, maar voornamelijk ook voor consumptie.
Reconstructie Bloemenhof met Volière
Opgravingen uit 1992 van de keukenstortkoker van het Kasteel geeft een beeld van dat gebruik tussen 1530-1540, zoals botjes van pauwen, reigers, patrijzen, plevieren, fazanten, etc. Een vergelijk met de keukenrekening van de Nassau’s geeft dan grootse feestmalen weer. Het hebben van een Volière is dan ook een must. Deze was gelegen in de hof (blomhofken) aansluitend de stallen. Hier onder de plattegrond ontwikkeling. Het gebouwtje is in KMA periode verbouwd en is na de oorlog gesloopt.
Dak volère ca 1743, verbouwing 1826 & plan analyse
…………. Vervolgens recht toe staat een een schoone boog met drie doorgangen, fraay van doorzichtig latwerk in het begin dezer eeuw gemaakt en witgeverft, alwaar aan het hoveniershuys vogd een besloten blomhofken met verdekte gallerij tegen de muur door Graaf Hendrik. De voliere, die daar tegenover staat gebouwd, is seer groot en fraay met drie doorluchtige torentjes daarop, daar veelderij vogelen in broeden en onderhouden worden, en de nachtengaalen onthouden haar in de heggen daar sij in wilt menigvuldig voortsetten sonder gestoort te worden, en in haar tijd rondom met meenigten laaten hooren……..
Een opvallend detail is de tuinmuur. Een naoorlogse foto toont een gebouwtje met Renaissance blinde poortjes met een bijzondere verfijnde detaillering. Uit de plananalyse blijkt dit de oude Volière te zijn, die later is uitgebreid tot aan de muur en van een zadeldak is voorzien.
Naoorlogse Volière & reconstructie Tuinmuur
Vogelvlucht aanzicht Nassaustallen (Hoftuinkant)
Manege & Cadettenflat
Met de komst van de KMA werd het stallencomplex omgebouwd tot Bakkerij en Rijschool en voorzien van een binnen- en buitenmanege. De buitenmanege kwam voor de Kaatsbaan en de binnenmanege werd in de tuin gesitueerd. De binnenmanege is deels gefundeerd op de renaissanceresten van de dakkapellen van het Kasteel; de Cherubijnen kopjes. Een restauratie van deze laatste is te zien op de binnenplaats van het Kasteel/Paleis HIII.
De spantconstructie van deze hal was bijzonder voor zijn tijd.
Rechts: Buiten & binnen manege. Links: Verhoogde kaatsbaan en kopgevel hoofdstal
Na de tweede wereldoorlog is alles gesloopt en is hier de cadettenflat verrezen
Sloop Stallencomplex & Cadettenflat
Bronnen
Bronnen
Archief Rijksdienst Den Haag
Archief Rijksdienst Den Bosch
Archief Gemeente Breda
Archief Rijksdienst Cultureel Erfgoed
Archief Rijksmuseum
Archief Architectuur Instituut
Literatuur Paleis Hendrik III van Wezel, secretaris van de Pauselijke Muntius in 1537
Literatuur Hof van Willem van Oranje van Marie Ange
Literatuur Le Chateau autour et alentours en 14e en 15e siecles
Literatuur Militaire gebouwen van Peeters
Literatuur Beschrijving stamt des Koninglijk hof en kasteel door Broekhuyzen
Literatuur Monumenten Noord Brabant van Dr Kalf
Literatuur Heeft yemant lust met bal, of met reket te spelen
Studiereis Renaissance steden Italië en Spanje