Maria van Hongarije en het doopmaal van 1553
Maria van Oostenrijk, geboren te Brussel in 1505, is vooral bekend geworden als Maria van Hongarije. De jongere zus van keizer Karel V, was getrouwd met Lodewijk II (1505-1526), koning van Hongarije en Bohemen. Toen deze sneuvelde was zij daar voor een korte tijd regentes. Ze hertrouwde nooit en de koningin-weduwe werd in 1531 door haar broer benoemd tot landvoogdes van de Habsburgse Nederlanden. Deze functie zou zij 25 jaar lang vanuit haar residentie te Brussel waarnemen, dit in tegenstelling tot haar tante Margaretha van Oostenrijk die in Mechelen woonde. Ze trad af in 1555 tegelijkertijd met haar broer; ze overleed in 1558 te Cigales (Sp.). In december 1553 was ze te gast in Breda bij het doopfeest van het eerste dochtertje van Willem van Oranje en diens eerste vrouw Anna van Egmond.
De geboorte en de feestelijke doop was niet alleen voor de ouders van de dopeling een hoogtepunt. Het feest staat ook in het geheugen van de stad Breda gegrift. Het was een gebeurtenis van internationaal allure. Niet minder dan Maria van Hongarije, zus van keizer Karel V en landvoogdes van de Habsburgse Nederlanden hield de kleine Maria ten doop. Willem van Oranje, de jonge vader die op 12 december 1553 het feestbanket organiseerde, liet zich van zijn beste kant zien. Er zijn lijsten bewaard gebleven waaruit valt op te maken wat de koks van het kasteel t.b.v. dat feest kregen te verwerken. Vooral gevogelte was op 16e eeuwse tafel van belang. Maar liefst 1370 vogels van allerlei pluimage sierden de tafels van het Kasteel van Breda. De grootste vogels zijn de reigers (3 st.) en de zwanen (15). In aantallen staan de eenden (74), de trapganzen (101) en de wintertalingen (198) een stukje hoger op de ranglijst. Absolute topper qua aantal zijn de 360 plevieren (kievietfamilie). Roerdompen, een broedvogel uit de reigerfamilie en tegenwoordig een bedreigde soort, 26 exemplaren. Patrijzen deden het met 163 stuks zeer goed, de houtsnip was met een aantal van 52 minder in trek. Kippen zijn met 200 stuks en kapoenen (gecastreerde hanen) met 92 stuks vertegenwoordigd. De bestellijst van de prinselijke keuken maakt verder melding van 35 fazanten, 6 korhoenders en 18 pauwen. Bijzondere aandacht verdienen de 26 kalkoenen(hennen) omdat we die toen in Europa nauwelijks kenden. Columbus en zijn Spaanse veroveraars hadden die vogel rond 1500 in Amerika ontdekt en geproefd! Enige broedparen gingen mee terug naar Spanje en de zegetocht over het Europese continent was een feit. In 1553 staat te Breda de kalkoen op het (prinselijke) menu! Liefhebbers van ander wild komen ook aan hun trekken: 60 konijnen, 6 hazen, en een hert vinden hun weg naar het doopfeest van de kleine Maria. En wat te denken van de vier kalveren, de 30 lamsbouten, 89 gerookte tongen, 11 Mainzer en 33 Westfaalse hammen? En waar blijft de vis? Er werd weinig vis gegeten, vermoedelijk alleen voor het voorgerecht: 1100 rivierkreeften, 33 forellen en 50 forellenpasteien….. Als toetje kwam op het een van de laatste, echt gezellig Bourgondische tafels te Breda, een berg aan suikerwerk, marsepein en zuidvruchten. Kunt u zich voorstellen in 1553, sinaasappelen met paard en wagen e/o per schip vanuit Spanje naar Breda gebracht? (BvdC)