Majoor der Artillerie M.H. Steenberghe
waarnemend gouverneur der KMA van 1830 - 1836

 Waarnemend Gouverneur Maximilien Henri Steenberghe

Loopbaan


Maximilien Henri Steenberghe werd geboren in Charleroi, op 13 september 1787. In 1804 trad Steenberghe in dienst als kanonnier bij een regiment zeeartillerie. Bij dit korps werd hij op 12 januari 1806 benoemd tot korporaal en in 1808 bevorderd tot sergeant.  In 1808, 1809 en 1810 nam hij deel aan de Spaanse veldtocht en was hij aanwezig bij de blokkade van Barcelona en bij de inname van Mataró. In 1811 werd hij bevorderd tot sergeant-majoor en op 23 januari 1812 benoemd tot tweede luitenant bij de marineartillerie. Met dit regiment vertrok hij naar Mainz, waar het werd ingedeeld bij het tweede observatieleger aan de Rijn, onder bevel van de Hertog van Ragusa. Steenberghe, in 1813 bevorderd tot eerste luitenant, werd toegevoegd aan diens staf en werd op 16 april bij de artillerie van de landmacht geplaatst. In de rang van kapitein der artillerie was hij actief bij veel belangrijke gevechten. Dat was in de functie van adjudant bij het zesde legerkorps van de grote armee en in genoemde functie nam hij deel aan de gevechten tijdens de jaren 1813 en 1814 in Duitsland en Frankrijk. In oktober 1814 verliet Steenberghe de Franse dienst en keerde naar Nederland terug.

De soevereine vorst benoemde hem op 17 november 1814 tot kapitein der eerste klasse bij het wapen der artillerie (vierde bataljon)  In 1823 werd hij bevorderd tot majoor bij het eerste bataljon veldartillerie, waarover hij in 1823 het bevel kreeg. Hij werd in april 1830 benoemd tot commandant van de Koninklijke Militaire Academie en in november van datzelfde jaar aangesteld als tweede commandant der artillerie in Breda. In 1830 was hij als tweede commandant der artillerie in de vesting Breda en van 1831 tot 1834 diende hij bij het mobiele leger als commandant van een divisiebatterij. In augustus 1831, tijdens de Belgische Opstand, werd hij bij het leger te velde geplaatst, als commandant van een regiment reserve-artillerie en op 8 augustus bevorderd tot luitenant-kolonel; hij maakte een deel van de Tiendaagse Veldtocht mee maar werd al op 11 augustus vervangen door Luitenant-kolonel P.R. Falter. Hij werd bij Koninklijk Besluit van 31 augustus 1831 nummer 113 benoemd tot ridder in de Militaire Willems-Orde vierde klasse voor zijn verrichtingen tijdens de Belgische Opstand.

Steenberghe werd in januari 1839 bevorderd tot kolonel, in 1840 benoemd tot ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw en in 1841 aangesteld als commandant van het eerste regiment artillerie. Op 21 december 1843 werd hij benoemd tot generaal-majoor, directeur van de eerste artilleriedirectie te Den Haag; hij werd op 8 september 1853 aangesteld tot inspecteur der artillerie en op 14 januari 1853 benoemd tot lid van het Comité van Defensie. De inspecteur der artillerie stond indertijd direct onder de bevelen van de minister van Oorlog. Tot zijn taken behoorden onder meer het oppertoezicht over de artillerie stapel- en constructiemagazijnen en over de inspectie der draagbare wapens, voor zover het personeel, de inrichting der werkplaatsen, de aanwending van materialen en in het algemeen de technische uitvoering van de werkzaamheden betrof. Hij was ook belast met het directe toezicht over het materieel, dat bij de korpsen in gebruik was. In 1855 werd de compagnie veldartillerie van het Limburgse bondscontingent opgeheven omdat bij Koninklijk Besluit van 3 oktober bepaald was dat veldartillerie geen deel meer zou uitmaken van dit bondscontingent. Steenberghe werd op 18 april 1855 op zijn aanvraag gepensioneerd, onder dankbetuiging voor de getrouwe en langdurige diensten aan de koning en het land bewezen. Hij werd tevens benoemd tot ridder grootkruis in de Orde van de Eikenkroon. Op 31 augustus 1855 kreeg hij eervol ontslag als lid van het Comité van Defensie.
Steenberghe overleed na een plotseling opgekomen ziekte in de nacht van 24 op 25 juli 1859 te ’s-Gravenhage in de leeftijd van 71 jaar.
Bron Wikipedia