Generaal-majoor der Cavalerie W.C.H. van Reede
Gouverneur der KMA van 1959 - 1964
Voorganger W. Kloppenburg |
Overzicht Gouverneurs | Opvolger A.V. van den Wall Bake |
Loopbaan
Willem C.H. van Reede werd op 28 augustus 1907 te Amersfoort geboren en na in het jaar 1927 het Gymnasium in zijn woonplaats te hebben doorlopen ging hij als dienstplichtige naar de School voor reserveofficieren der Cavalerie.
In 1928 ging hij echter over naar de KMA in Breda waar hij in het 2e studiejaar werd geplaatst en een opleiding volgde als cadet bij het wapen der Cavalerie.
In 1930 slaagde hij voor zijn officiersexamen en werd op 3 augustus 1930 benoemd tot Tweede Luitenant bij het wapen der Cavalerie en aangesteld bij het 1e Halfregiment van het 1e Regiment Huzaren te Amersfoort.
In 1933 werd hij als officier-instructeur gedetacheerd bij de Rijschool in Amersfoort, welke detachering werd beëindigd op 3 augustus 1934 toen hij werd bevorderd tot Eerste Luitenant.
In 1935 werd hij als officier-instructeur gedetacheerd bij de School voor reserveofficieren der Cavalerie en werd een jaar later definitief naar deze opleiding overgeplaatst.
In 1938 werd Luitenant van Reede geplaatst op de Hogere Krijgsschool te 's-Gravenhage, maar door het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog kon hij deze cursus toen niet afmaken maar kreeg hiervoor pas gelegenheid in het Jaar 1947.
Tijdens de Duitse inval in de meidagen van 1940 was hij gedetacheerd op het Hoofdkwartier van de Koninklijke Marechaussee. Evenals de meeste van zijn collega's bracht hij de Jaren 1942-1945 door in Duitse krijgsgevangenschap.
Nadat hij in 1947 de studie aan de HKS had voltooid werd hij op 30 maart 1947 bevorderd tot Ritmeester der Cavalerie en werd in een functie benoemd in het Kabinet van de Minister van Oorlog. In datzelfde jaar werd hij Adjudant van de Minister.
Op 1 november 1948 volgde zijn bevordering tot Majoor der Cavalerie en vertrok hij naar Indonesië waar hij een functie kreeg in het Hoofdkwartier van de X-Brigade. Deze plaatsing duurde echter niet meer dan een half jaar, want in 1949 was hij weer terug in Nederland en werd als majoor van de Generale Staf geplaatst bij het Kabinet van de Minister van Oorlog. Vanaf die tijd veranderde hij veelvuldig van standplaats en functies.
Spoedig ging hij over naar het Hoofdkwartier van de Generale Staf te Den Haag vaar hij op 16 Juni 1951 werd bevorderd tot Luitenant-Kolonel en sindsdien diverse functies op het Hoofdkwartier vervulde, waaronder Hoofd sectie G2. Op 31 december 1954 werd hij bevorderd tot Kolonel en werd toen overgeplaatst naar de Cavalerie en benoemd tot Inspecteur der Cavalerie.
Deze functie oefende hij uit tot 30 september 1959 en hij werd met ingang van 1 oktober 1954 benoemd tot Gouverneur van de Kon. Mil. Academie.
De Commando overdracht had op 30 september 1959 plaats en vrij spoedig na zijn benoeming werd hij op 1 november 1959 bevorderd tot Brigade-Generaal der Cavalerie.
Vanaf het begin van zijn commando werd een periode ingeluid van ingrijpende onderwijsherzieningen.
In december 1959 werd er bij de behandeling van de Defensiebegroting al gesproken over de plannen die er ten aanzien van de KMA bestonden om de studietijd aan de KMA op 4 Jaar te brengen, waardoor de mogelijkheid tot lopende wetenschappelijke vorming beter tot haar recht kon komen.
In Januari 1960 kreeg Generaal van Reede de gelegenheid om tijdens een Werkbezoek van de Staatssecretaris van Defensie en de Chef van de GeneraleStaf voorstellen uiteen te zetten omtrent de gewenste onderwijsherziening.
Op 31 maart 1960 werd bij Beschikking van de Minister van Defensie een Commissie van Advies ingesteld, waarvan de latere Gouverneur, de toenmalige Sous-chef van de Generale Staf Generaal-majoor A.V. van den Wall Bake voorzitter was en waarvan ook Brigade-generaal van Reede lid was.
Deze Commissie heeft de doelstellingen van de KMA nader vastgesteld en omschreven. Voor het nader uitwerken van leerstof, methodiek en kennis- toetsing werd een vijftal werkgroepen samengesteld, waaraan Hoogleraren als Adviseurs werden toegevoegd.
Dank zij de werkzaamheden van de Commissie van Advies kon ingaande het studiejaar 1960/61 met de nieuwe opzet van het onderwijs aan de KMA worden begonnen.
De 3-jarige opleiding werd vervangen door een 4-jarige en in bepaalde gevallen tot een 5-jarige opleiding. Meer tijd zal worden besteed aan zelfstudie en het zelfstandig uitwerken van opdrachten terwijl de oplei- ding als geheel een meer universitaire inslag kreeg.
Op 24 november 1961 werd het Curatorium van de Kon. Mil. Academie, waarvan Prins Bernhard als Voorzitter werd benoemd, door de Staatssecretaris van Defensie geïnstalleerd. Prins Bernard op zijn beurt installeerde de Raad van Gouverneurs en Assessoren waarvan de Gouverneur van de KMA het Voorzitterschap bekleedt. "Mochten wil het gevoel hebben", zo zei Generaal-Majoor van Reede "dat het onderwijs aan de KMA een ogenblik is blijven stilstaan, terwijl in de civiele wereld de gedachten verder evalueerden, dan is toch een mogelijke achterstand met vaart ingehaald".
De uitbreiding van het onderwijs aan de KMA had ook gevolgen op infrastructureel gebied. Op de eerste plaats moest er een Cadettenflat worden gebouwd en als plaats werd daar voor uitgekozen de plaats waar de oude Manege stond.
Bij de afbraak van de Manege werden onder de fundamenten 18 ton aan brokstukken steen gevonden, die afkomstig bleken te zijn van de topgevels die het Kasteel van Breda in zijn renaissance-schoonheid hadden gesierd.
In april 1962 werden de fundamenten gelegd voor de Cadettenflat en op 19 juli 1962 werd de eerste steen gelegd door mevrouw M.R. van Reede-Fabius.
In januari 1964 kwam de Cadettenflat voor bewoning gereed, nadat Prins Bernard op 16 Januari 1964 de opening verrichtte van het sindsdien naar hem genoemde Prins Bernhardpaviljoen.
In het 2e halfjaar van 1963 werd eveneens begonnen met de bouw van het Technisch Wetenschappelijk Centrum, dat in het kader van de onderwijsvernieuwing zal worden bestemd van de Afdeling Technische Studie en dat uit twee gebouwen zal bestaan, een van tien bouwlagen en een tweede bestaande uit zes bouwlagen.
Sinds 1938/39 is er niet meer zoveel gebouwd en sinds 1948/49 is er niet zoveel meer verbouwd als in de periode, dat Generaal van Reede Gouverneur van de KMA was, want in het begin van zijn Commando werden niet alleen de restauratiewerkzaamheden voltooid aan de stadhouderpoort, maar werd ook het Huis van Brecht van een nieuw dak voorzien en werden in 1963/64 de 2 hoektorens weer op het Kasteel geplaatst.
In het studiejaar 1963/64 werd ook het Ontwerp van Wet op het wetenschappelijk onderwijs voor de krijgsmacht aangeboden aan de Staten-Generaal en in dit verband bracht een Commissie van 20 leden van de Defensiecommissie uit de Tweede Kamer een bezoek aan de KMA om zich hierover te oriënteren.
Een goede verhouding met de stad Breda ging Generaal van Reede zeer ter harte, hetgeen wel blijkt uit de woorden, die hij sprak bij de Commando- overname in 1959 "De verhouding tussen de burgers van Breda en de KMA staat niet omschreven in enig voorschrift. Zij rust op de roemrijke traditie van stad en Kasteel onder het hoge Patronaat van het Huis van Oranje. Deze zinvolle traditie zal ik gaarne als een kostbaar kleinood in goede bewaring nemen".
Een bewijs van deze goede verhouding was ook de benoeming van de burgermeester van Breda in het Curatorium van de Koninklijke Militaire Academie en de aanbieding van een Opaline-Tableau door Mr. dr. Geuljans als geschenk van de Gemeente Breda bij de opening van het Prins Bernhard Paviljoen.
De ontvangsten die Generaal en Mevrouw van Reede in het Blokhuis hielden werden druk bezocht en op hun beurt waren zij graag geziene figuren in de Gemeente Breda die voor de KMA de nodige goodwill wisten te verwerven.
Op 24 Juli 1964 werd door het Cadettencorps afscheid genomen van generaal- Majoor van Reede.
Een dag daarna vond de Commando-overdracht plaats op het KMA terrein, waarbij Generaal van Reede het Commando overdroeg aan zijn opvolger Luitenant-Generaal A.V. van den Wall Bake. Bij deze gelegenheid ontving de scheidende Gouverneur uit handen van zijn opvolger de gouden Academiemedaille "als blijk van grote waardering voor de wijze waarop hij leiding gaf aan de KMA in een bewogen periode van onderwijsvernieuwing".
Staat van Dienst
STAAT VAN DIENST | |
28 augustus 1907 | Geborenb te Amersfoort |
3-10-1927 | In werkelijke dienst |
14- 1-1928 | Reserve korporaal |
26- 9-1928 | Cadet-sergeant voor het wapen der Cavalerie |
3- 8-1930 | Tweede Luitenant bij het Eerste regiment Huzaren |
3- 8-1934 | Eerste Luitenant |
15- 5-1942 | In duitse krijgsgevangenschap |
5- 6-1945 | Terug uitkrijgsgevangenschap |
16- 1-1946 | Tijdelijk Ritmeester |
1- 5-1946 | Adjudant van de Min. van Oorlog |
30- 3-1947 | Ritmeester |
15- 3-1948 | OHK met degesp Ned. mei 1940 |
20- 4-1948 | Tijdelijk majoor |
14- 7-1948 | Drager ordetekenen Ridder Leopoldsorde |
16- 6-1951 | Luitenant-Kolonel van de Generale Staf |
31-12-1954 | Kolonel |
1- 5-1955 | Inspecteur der Cavalerie |
14- 4-1956 | Benoemd tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau met de zwaarden |
18- 9-1959 | Tijdelijk brigade-generaal |
1959-1964 | Gouverneur van de K.M.A. |
Onderscheidingen
ONDERSCHEIDINGEN
Officier in de Orde van Oranje-Nassau.
Oorlogsherinneringskruis met de gesp: Nederland mei 1940.
Ereteken voor Orde en Vrede.
Ereteken voor langdurige dienst als officier met het cijfer 30
Ridder in de Orde van Oranje-Nassau.
Senaat 1929-1930
diversen