Generaal-majoor der Artillerie G.G. van Everdingen
Gouverneur der KMA van 1923 - 1929
Voorganger Jhr. J.H. Röell |
Overzicht Gouverneurs | Opvolger C.J.H. van der Harst |
Loopbaan
Gerrit Gijsbertus van Everdingen werd geboren in het jaar 1871 en werd in 1887 toegelaten tot het eerste studiejaar van de Artillerie-cursus te Delft, waar als onderdeel van de toen bestaande Hoofdcursus onderofficieren werden opgeleid tot officier.
De opleiding in Delft duurde 3 jaar en op 4 november 1890 werd hij benoemd tot 2e Luitenant der Artillerie en geplaatst bij de 9e Compagnie van het 2e Regiment Vestingartillerie te Naarden, waarna hij in het volgende jaar werd geplaatst bij de 8e Compagnie van genoemd Regiment eveneens te Naarden.
In 1894 werd hij overgeplaatst naar Zwolle en belast met het materiaal van het 1e regiment Vestingartillerie.
In april 1896 werd hij bevorderd tot 1e Luitenant, waarna hij in september van dat jaar geplaatst werd op de Kon. Mil. Academie te Breda als leraar in de Artillerie-wetenschappen.
Die functie heeft hij 9 jaar uitgeoefend, waarna Luitenant van Everdingen in 1905 werd aangesteld tot luitenant-adjudant van de Gouverneur van der KMA.
Als zodanig bleef hij op de KMA tewerkgesteld tot september 1912, waarna hij werd overgeplaatst naar het 4e Regiment Vestingartillerie en gedetacheerd bij IIe Afdeling (Generale Staf) van het Departement van Oorlog.
In de periode 1910 tot 1913 was hij lid en secretaris van de Staatscommissie voor de reorganisatie van het militaire onderwijs.
Nadat kapitein van Everdingen in 1913 organiek was ingedeeld bij de Staf der Artillerie werd hij in 1915 aangesteld tot Kapitein-adjudant van de Minister van Oorlog.
In 1916 volgde zijn overplaatsing naar het 2e Bataljon van het 3e Regiment Vestingartillerie te Utrecht, waar hij optrad als commandant van de houwitsercompagnie. Bij dit Regiment beleef hij in functie tot Maart 1918, nadat hij in 1917 overgeplaatst was naar het 3e Bataljon te ’s-Gravenhage.
In maart 1918 werd hij bevorderd tot majoor der Artillerie bij de Staf der Artillerie en gelijktijdig overgeplaatst naar de KMA, waar hij werd benoemd tot Eerste officier.
Tot aan zijn pensionering zou hij op de KMA blijven. In februari 1922 werd hij bevorderd tot Luitenant-kolonel en nadat generaal-majoor Röell op 1 mei 1923 als gouverneur van de KMA met pensioen was gegaan werd Luitenant-kolonel Everdingen per gelijke datum belast met de waarneming van de functie van Gouverneur. Bij het begin van het cursusjaar 1923-1924 werd de Hoofdcursus uit Kampen overgeplaatst naar de Kon. Mil. Academie, zodat vanaf dat jaar de Hoofdcursus officiersopleiding voor beroepsofficieren in Breda was ondergebracht. Deze maatregel had zowel bezuiniging als gedeeltelijke opheffing van de Hoofdcursus ten doel.
Om die reden werd Luitenant-kolonel met ingang van 1 oktober 1923 eveneens belast met de waarneming van Directeur van de Hoofdcursus en op die dag kwamen de leerlingen uit Kampen naar Breda aan waar zo door hun nieuwe commandant werden verwelkomd.
Op 6 december 1923 werd Luitenant-kolonel van Everdingen benoemd tot Gouverneur der KMA, tevens Directeur van de Hoofdcursus, van de cadettenschool en van de cursus bij het wapen der Infanterie; omdat de cadettenschool te Alkmaar begin oktober 1924 was gesloten, nadat in de zomer van 1923 geen cadetten meer tot de Cadettenschool werden toegelaten.
De daar toen nog aanwezige leerlingen werden bij de KMA gehuisvest, teneinde voor het laatste jaar hun opleiding te ontvangen aan de HBS te Breda (Het uiltje van de cadettenschool siert thans nog het Lesgebouw).
Nadat hij op 1 oktober 1924 bevorderd was tot Kolonel der Artillerie volgde twee jaar later zijn benoeming tot generaal-majoor.
Tijdens zijn gouverneurschap werd op 4 mei 1926 het Etnografisch Museum der KMA in het Huis Justinus van Nassau ( vroegere Gouverneurshuis) geopend, in tegenwoordigheid van de toenmalige Minister der Koloniën Dr. Koningsberger.
Op 9 juni 1927 waren de cadetten en de leerlingen der Hoofdcursus vertegenwoordigd bij de begrafenis te Amsterdam van Luitenant-generaal J.B. van Heutz, oud gouverneur van Nederlands-Indië.
In 1928 werd op uitbundige wijze het honderdjarige bestaan van de KMA gevierd. De Academiefeesten werden gehouden van 17 t/m 20 oktober 1928, waarbij de 17e oktober de feestdag was voor de Bredase burgerij. De feestelijkheden die door honderden reünisten werden bijgewoond, werden opgeluisterd door de aanwezigheid van H.M. Koningin Wilhelmina, Z.K. H. Prins Hendrik en H.K.M. Princes Juliana.
Bij deze feesten werd aan de KMA een bronzen herinneringslegpenning geschonken, waarbij ook aan Generaal-majoor van Everdingen eer werd bewezen blijkens de tekst: ”Aan de Kon. Mil. Academie tijdens het Gouverneurschap van Generaal-majoor van Everdingen”.
Op 1 september 1929 werd aan de Generaal-majoor van Everdingen eervol ontslag uit de militaire dienst verleend als Luitenant-generaal der Artillerie.
Kort na zijn pensionering had op 11 november 1929 een kleine plechtigheid plaats op het Gemeentehuis Breda. De toenmalige burgemeester van Breda Mr. Dr. W.G.A. van Sonsbeek, bood – namens een 25 tal vooraanstaande ingezetenen- aan Luitenant-generaal van Everdingen een bronzen borstbeeld aan. Het door G. van Aalst vervaardigde borstbeeld werd door Luitenant-generaal van Everdingen bestemd om opgesteld te worden op de Kon. Mil. Academie.
Na een kort ziekte overleed de generaal te Arnhem op 19 augustus 1939.
Zijn stoffelijk overschot werd op 23 augustus 1939 te Velsen gecremeerd, in tegenwoordigheid van vele autoriteiten en belangstellenden.
De toenmalige gouverneur der KMA, Generaal-majoor H.Ch. G. Baron van Lawick sprak tijdens deze plechtigheid waarderende woorden over de Generaal van Everdingen.
“Gedurende een periode van dertig jaar was hij aan de KMA verbonden in bijna al zijn officiersrangen. Reeds als luitenant was hij 9 jaar lang leraar en later was hij gedurende 7 jaar als luitenant en kapitein-adjudant van de Gouverneur. Als hoofdofficier werd hij benoemd tot Eerste Officier en als Generaal was hij Gouverneur en Directeur van de Hoofdcursus. Gedurende vele jaren heeft hij zijn grote gaven van hoofd en hart aan de opvoeding van de cadetten gegeven. Hij deed dit met een ongeëvenaarde wilskracht en groet liefde voor zijn taak. Wij zullen zijn energieke persoonlijkheid in hoge ere houden en hem altijd blijven beschouwen als een groot Gouverneur der KMA. Wie zo heengaat heef zijn aardse roeping vervuld”.
Ook in de gemeente Breda was Generaal van Everdingen een geziene figuur. Dat bleek bij de eeuwfeesten der KMA in 1928 en bij zijn afscheid in 1929. Voor zijn grote verdiensten werd hij benoemd tot Commandeur in de Orde van Oranje-Nassau en Ridder in de orde van de Nederlandse Leeuw.
Staat van Dienst
STAAT VAN DIENST | |
1887 - 1890 | Leerling van de Artilleriecursus te Delft (Hoofdcursus tot opleiding van officieren |
4 nov 1890 | Benoemd tot 2e Luitenant der Artillerie en geplaatst bij de 9e Compagnie van het 2e Regiment Vestingsartillerie te Naarden |
1891 | Overgeplaatst naar de 8e Compagnie van het 2e Regiment vestingsartillerie te Naarden |
1894 - 1896 | Luitenant van het materieel van het 1e Regiment vestingsartillerie te Zwolle |
2 april 1896 | Bevorderd tot 1e luitenant der Artillerie |
1 sept 1896 - 1 aug 1905 | Leraar in de Artilleriewetenschappen aan de K.M.A. |
1 aug 1905 - 1 sept 1912 | Adjudant van de Gouverneur der KMA in de rang van 1e Luitenant en kapitein der artillerie |
1 febr 1909 | Bevorderd tot kapitein der artillerie |
1 sept 1912 | Overgeplaatst naar het 4e Regiment Vestingsartillerie en gedetacheerd bij de IIe Afdeling van het Departement van Oorlog |
1915 - 1916 | Adjudant van het Minister van Oorlog. |
1916 | Overgeplaatst naar de houwistercompagnie van het 2e Bataljon van het 3e Regiment Vestingsartillerie te utrecht |
1917 - 1918 | Bij het 3e bataljon van het 3e Regiment Vestingsartillerie te 's-Gravenhage |
1 maart 1918 | Bevorderd tot Majoor der Artillerie bij de staf der Artillerie |
16 mrt 1918 - 6 dec 1923 | eerste officier aan de Kon. Mil. Academie |
1 febr 1922 | Bevorderd tot Luitenant-kolonel der artillerie |
1 mrt 1923 - 6 dec 1923 | Waarnemend Gouverneur der K.M.A. |
6 dec 1923 - 1 sept 1929 | Gouverneur der Kon. Mil. Academie, tevens Directeur van de Hoofdcurusu (tot 1 aug 1928). |
1 sept 1924 - 1 okt 1925 | Waarnemend Directeur van de Cadettenschool |
1 okt 1924 - 1 sept 1929 | Waarnemend Directeur van de curus bij het wapen der Infanterie |
1 okt 1924 - 1 sept 1929 | Waarnemend Commandant van de school Verlofofficieren der Militaire Administratie |
1 okt 1924 | Bevorderd tot Kolonel der artillerie |
1 okt 1926 | Bevorderd tot generaal-majoor |
1 sept 1929 | Eervol ontslag uit de militaire dienst als Luitenant-generaal |
19 aug 1939 | Overleden te 's-Gravenhage |
Onderscheidingen
Commandeur in de Orde van Oranje-Nassau
Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw
Ereteken voor langdurige dienst als officier met het cijfer 35
Commandeur 1e klasse in de Orde van het Zwaard (Zweden).
Foto's
Borstbeeld van Gouverneur van Everdingen. Vervaardigd door G. van Aalst en aangeboden door de toenmalige burgemeester Mr. Dr. W.G.A. van Sonsbeek, namens een 25-tal vooraanstaande ingezetenen van Breda.
Onderschrift bij foto uit krant
De 100-Jarige Koninklijke Militaire Academie te Breda, Die weldra jubileert, heeft ± 6000 officieren opgeleverd.
Foto: De Gouverneur der K.M.A., Generaal-Majoor G.G. van Everdingen (zittend rechts) met zijn staf.
Zittend, links: Dirigeerend Offcier van Gezondheid 2de klas T. Reddingius, Chef van den Geneeskundigen Dienst.
Staane van links naar rechts: Majoor R.G.G. Riegen, Administrateur van de K.M.A..: Majoor J.H. Fruyt van Hertog. Leeraar; Majoor J. Govers, Leeraar; Eerste Luitenant J. Blokhuis, Adjudant van den Gouverneur.
De oprichting van de KMA bij Koninklijke Besluit door Z.M. Koning Willem I, geschiedde, omdat duidelijk was gebleken, dat bij verschillende instellingen van militair onderwijs uit de 17e en 18e eeuw, ten opzichte van de opleiding tot officier, de vereischte eenvormigheid ten eenenmale ontbrak. Z.K.H. Prins Frederik wijdde de KMA 24 november 1828 plechtig in. Tal van officieren, van de jubileerende Instelling afkomstig, hebben in het leger hier te lande of in de Koloniën uitgeblonken en velen onder hen hebben bovendien in hooge bestuursfunctiën verdienstelijk gemaakt.
Minister van Oorlog: De Generaals Jhr. De Casembroot, Deprat, Van den Bosch, Cool, Berganisius, Kool, Eland: Minister van Marine: Schout-bij-Nacht Dyserinck, Vice-Admiraal Kruys; Minister van Koloniën: De heer Idenburg (officier van het O.-I. Leger); Gouverneur van Ned.-Indië: Generaal Rooseboom.