Generaal-majoor der Infanterie Jhr. L.C. van den Brandeler
Gouverneur der KMA van 1905 - 1911.
Voorganger F.H.A. Sabron |
Overzicht Gouverneurs | Opvolger H. Kemper |
Loopbaan
Jhr. Louis Christiaan van den Brandeler werd op 24 juni 1855 te Haarlem geboren en trad op 1 september 1873 in militaire dienst als cadet op de Kon. Mil. Academie. Hij volgde aanvankelijk de opleiding bij het wapen der artillerie, ging echter over naar het wapen der infanterie en werd op 5 juli 1876 benoemd tot 2e Luitenant der Infanterie en geplaatst bij het 1e Bataljon van het 7e Regiment Infanterie.
In 1878 werd hij overgeplaatst naar Kampen, waar hij van 1878-1881 leraar was bij het instructie-bataljon (Hoofdcursus) te Kampen.
Op 31 maart 1881 werd hij bevorderd tot 1e Luitenant en vanaf 1 november 1881 gedetacheerd bij de 2e Afdeling van de Krijgsschool voor officieren te 's-Gravenhage, voor het volgen van de cursus voor algemene krijgskundige studiën. Hij sloot zijn studie op succesvolle wijze af in 1883 en werd daarna tot november 1884 gedetacheerd bij het 2e Regiment Veldartillerie. Daarna was hij tot 1886 werkzaam onder de bevelen van de Chef van de Generale Staf.
In dit jaar werd hij ingedeeld bij het 1e Bataljon van het 5e Regiment Infanterie Voor korte tijd weliswaar, want in 1886 werd hij te werk gesteld onder de bevelen van de Commandant der Nieuwe Hollandse Waterlinie.
Op 20 februari 1893 werd hij bevorderd tot Kapitein van de Generale Staf maar bleef werkzaam onder de bevelen van de Commandant der Nieuwe Hollandse Waterlinie, nu echter als adjunct van de Staf.
Van november 1895 tot november 1900 was hij belast met de directie van de Militaire Verkenningen, waarvoor hij bij het einde van zijn werkzaamheden een bijzondere tevredenheidsbetuiging mocht ontvangen van de Minister van Oorlog.
In het jaar 1901 diende Kapitein van den Brandeler bij het 2e Bataljon van het Regiment Grenadiers en Jagers te 's-Gravenhage maar hij werd tegen het einde van dit jaar belast met het commando over een bataljon van het 2e Regiment Infanterie. Op 22 maart 1902 werd hij bevorderd tot Majoor en in die rang werd hij op 1 mei 1902 weer overgeplaatst naar het 4e Regiment Infanterie en vandaar naar het Regiment Grenadiers en Jagers.
Met ingang van 1 juli 1903 werd hij overgeplaatst naar de Generale Staf en belast met de leiding over de IIe Afdeling (Generale Staf) van het Departement van Oorlog. Op 22 maart 1904 volgde zijn benoeming tot Luitenant-kolonel.
Op 16 oktober 1905 aanvaardde Luitenant-kolonel van den Brandeler het commando over de Kon. Mil. Academie. Op 1 mei 1908 werd hij bevorderd tot Kolonel en op 1 november 1910 volgde zijn benoeming tot Generaal-majoor. Na een kort ziekbed overleed Generaal-majoor van den Brandeler te Breda op 23 februari 1911. Meer dan 5 jaar was hij Gouverneur geweest van de Kon. Mil. Academie. Toen hij in 1910 Generaal-majoor werd was hij de jongste opperofficier van het Nederlandse leger. Waarschijnlijk zou hij spoedig de K.M.A. verlaten hebben om een hogere functie in het leger te aanvaarden, maar door zijn vrij plotseling overlijden werd een abrupt einde gemaakt aan zijn carrière.
Volgens de cadettenalmanak van 1912 was hij een ,,waardig vriend van zijne cadetten”. Warme toegenegenheid koesterde hij voor het korps en geen gelegenheid liet hij voorbijgaan om dit te uiten en ook, om dit metterdaad te tonen. Veel heeft hij gedaan om het aanzien van het korps te verhogen".
Toen op maandag 27 februari 1911 de begrafenis plaats vond stond het gehele Cadettenkorps aangetreden om een laatste groet te brengen aan hun Commandant.
Staat van Dienst
STAAT VAN DIENST | |
1 sept 1873 - 5 juli 1876 | Cadet op de Kon. Mil. Academie. |
5 juli 1876 | Benoemd tot 2e Luitenant en aangesteld bij het 7e Regiment Infanterie. |
1878-1881 | Leraar bij de Hoofdcursus te Kampen. |
31 maart 1881 | Bevorderd tot 1e Luitenant. |
1 nov. 1881 - 1883 | Gedetacheerd bij de 2e Afdeling van de Krijgsschool voor officieren te 's-Gravenhage. |
1 nov. 1883 - 1 nov. 1884 | Gedetacheerd bij het 2e Regiment Veldartillerie. |
1885-1886 | Werkzaam onder de bevelen van de Chef van de Generale Staf. |
1886 | Ingedeeld bij het 1e Bataljon van het 5e Regiment Infanterie. |
1886 - 1895 | Werkzaam bij de Commandant der Nieuwe Hollandse Waterlinie. Vanaf 1893 als Adjunct van de Staf. |
20 febr. 1893 | Bevorderd tot Kapitein van de Generale Staf. |
nov. 1895 nov. 1900 | Commandant van de dienst Militaire Verkenningen. |
1901 | Bij het 2e Bataljon van het Regiment Grenadiers en Bat. commandant bij het 2e Regiment Infanterie. |
22 maart 1902 | Bevorderd tot Majoor. |
1 mei 1902 - 1 juli 1903 | Overgeplaatst naar het 4e Regiment Infanterie en vandaar bij het Regiment Grenadiers en Jagers. |
1 juli 1903 - 16 oktober 1905 | Hoofd van de IIe Afdeling (Generale Staf) van het Departement van Oorlog. |
22 maart 1904 | Bevorderd tot Luitenant-kolonel. |
16 oktober 1905 - 23 febr. 1911 | Gouverneur van de Kon. Mil. Academie. |
1 mei 1908 | Bevorderd tot Kolonel. |
1 nov. 1910 | Bevorderd tot Generaal-majoor. |
23 febr. 1911 | Overleden te Breda. |
Onderscheidingen
ONDERSCHEIDINGEN
Ridder in de orde van de Nederlandse Leeuw.
Officier in de Orde van Oranje Nassau.
Ereteken voor langdurige dienst als officier met het cijfer 30.
Zilveren huwelijksmedaille H.M. de Koningin.
Commandeur van de Militaire orde van Portugal.
Ridder van het Legioen van Eer (Frankrijk).
Ridder 3e klasse der orde van de Kroon (Pruissen).
Literatuur
Literatuur:
Steyn, G. van, Gedenkboek der Kon. Mil. Academie, 1828-1928. 1928.
Naam- en ranglijst der officieren, 1877-1911.
Cadettenalmanak, 1919
In memoriam
Meer dan vijf jaren lang was hij Gouverneur geweest van de Koninklijke Militaire Academie. Tot ons gekomen als Overste, was hij opgeklommen tot den rang van Generaal-Majoor. Ieder begreep wel, dat we hem niet lang meer als Chef in ons midden zouden zien . .
Maar dat we heul zóó zouden moeten verliezen. Hij was toch nog in de volle kracht van het leven, de jongste opperofficier van het Nederlandsche Leger! Waren niet zijn forsche, breede gestalte, zijn flink-militaire houding, zijn vriendelijke oogopslag, zijn onverpoosde opgewekte toewijding en nauw gezette ijver waarborgen voor een krachtig gestel, dat nog lang de stormen des levens zou kunnen weerstaan? Was voor hem nog niet een schoone toekomst weggelegd? 't Is waar, sinds eenigen tijd sloop ziekte wel eens een enkele maal binnen: maar 't was winter en telkens zagen we Onzen Gouverneur weer als van ouds . . . en wie denkt dan aan de broosheid van menschenbestaan ?
Een heel kort ziekbed: enkele lange dagen van groote spanning en toch nog niet van angst en toen kwam het 't onverbiddelijke, het onherstelbare! In den laten avond van den 23sten Februari werd het ons medegedeeld door den Eerste-officier? dat onze Gouverneur was heengegaan. Een beklemmende stilte lag over het groote Academie- gebouw ; we bespeurden den wiekslag van den Dood meer nabij dan de meesten onzen ooit 't gevoeld hadden: het einde was gekomen en daar- mede was alle hoop gevloden. Ontrukt was hij aan zijn gezin , aan zijn vele vrienden en vereerders , ontrukt ook aan ons. We hadden véél verloren , méér verloren dan een hooggeplaatsten militairen chef . . . we voelden een leegte , die niet licht zou kunnen worden aangevuld.
Want Generaal van den Brandeler was een waarachtig vriend van zijne cadetten. Warme toegenegenheid koesterde hij voor ons Korps en geen gelegenheid liet hij voorbijgaan, om dat te uiten en OOk Om dat metterdaad te toonen. Veel, en velerlei heeft hij gedaan. Om het aanzien van ons Korps te verhoogen, ons aan te moedigen : op te wekken en ons te doordringen van een goeden en opgewekten korpsgeest. Hij leefde met Ons mede, stelde in alles belang en leende altijd welwillend het oor aan wie bij hem kwamen met hunne bezwaren Of wenschen. krachtig en doortastend, waar het noodig mocht zijn, handelde hij immer edel en humaan en voor ieder had hij gaarne een vriendelijk woord Van hem ging inderdaad uit de vaderlijke welwillendheid , die den Chef het vertrouwen en de toewijding doet winnen, welke de beste waal-borgen zijn voor de ware gehoorzaamheid van de ondergeschikten.
De militaire loopbaan van Generaal van den Brandeler is zeer voorspoedig geweest; een kort overzicht daarvan is hier zeker wel op zijn plaats.
Jhr Louis Christiaan van den Brandeler werd den 24sten Juni 1855 te Haarlem geboren, trad 1 September 1873 in militairen dienst als cadet bij de Koninklijke Militaire Academie en werd 5 Juli 1876 benoemd tot Tweede-Luitenant bij het 7de Regiment Infanterie. Van 1878 tot 1881 was hij werkzaam als leeraar aan den Hoofdcusus te Kampen Vervolgens werd hij van 1881 tot 1883 gedetacheerd bij de IIe Afdeeling van de Krijgsschool te 's-Gravenhage , na op 31 Maart 1881 tot Eertse-Luitenant te zijn bevorderd.
Van 1 November 1883 tot 1 November 1884 gedetacheerd bij het 2de Regiment Veldartillerie, werd hij tot 1 November 1885 werkzaam gesteld onder de bevelen van den Chef van den Generalen Staf , om daarna den dienst bij het Wapen te gaan hervatten en wel bij het 5de Regiment Infanterie.
Reeds in 1886 werd de toenmalige Eerste-Luitenant van den Brandeler werkzaam gesteld onder de bevelen van den Commandant der Nieuwe Hollandse Waterlinie Op 20 Februari 1893 volgde zijne benoeming tot Kapitein van den Generalen Staf, adjunct van den Chef van den Staf in genoemde Linie, terwijl hij van 1 November 1895 tot einde November 1900 de Directie voerde van de Militaire Verkenningen : bij het nederleggen van welke betrekking hij eene bijzondere tevredenheidsbetuiging van den Minister van Oorlog ontving.
Tot einde December 1901 diende de Kapitein van den Brandeler bij het Regiment Grenadiers en Jagers, om daarna belast te worden met het bevel over een Bataljon van het 2de Regiment Infanterie ; den 22sten Maart 1902 werd hij bevorderd tot Majoor.
In dien rang werd Majoor van den Brandeler op 1 Mei 1902 overgeplaatst bij het 4de Regiment Infanterie en vandaar bij het Regiment Grenadiers en Jagers. Met ingang van 1 Juli 1903 Overgeplaatst bij den Generalen Staf , werd hij bestemd tot Hoofd der IIe Afdeeling van het Departement van Oorlog.
Op 22 Maart 1904 volgde zijn benoeming tot Luitenant-Kolonel Op den 16den Oktober 1905 aanvaardde Luitenant- Kononel van den Brandeler de betrekking van Gouverneur der Koninklijke Militaire Academie; met ingang van 1 Mei 1908 werd hij benoemd tot Kolonel ; 1 November 1910 volgde zijne benoeming tot Generaal-Majoor.
Gedurende zijne militaire loopbaan werden hem verleend : behalve het onderscheidingsteeken voor langduriger dienst als officier, hei Ridderkruis van de Orde van den Nederlandschen Leeuw? het Ridder- en het Officierskruis in de Orde van Oranje.
Nassau , de Zilveren Medaille ter herinnering aan het Huwelijk van H.M. de Koningin? het Ridderkruis 3de klasse in de Koninklijke Kroonorde van Pruisen en het Ofïicierskruis van het Legioen van Eer.
De nagedachtenis van Generaal van den Brandeler blijft bij zeer velen in trouwe herinnering bewaard; de Koninklijke Militaire Academie gedenkt hem met groote dankbaarheid. Zijn voorbeeld îs een aansporing en eene bezieling hij heeft niet tevergeefs geleefd!