Het onderwijs
Op 24 november 1828 opent de zoon van koning Willem I – prins Frederik- de KMA-officiersopleiding. In het eerste studiejaar betreden 173 cadetten het kasteel. Het aantal cadetten schommelt in de loop van de jaren sterk. Dieptepunten in de laatste decennia van de 19e eeuw en de jaren twintig van deze eeuw worden afgewisseld met topjaren als 1907/09 (328 cadetten) en in 1939 (555 cadetten; een aantal dat pas in 1981 wordt overtroffen). Tussen 1850 en 1857 worden op het kasteel bovendien de adelborsten opgeleid. In deze korte periode is de academie dan ook “voor de Zee- en Landmagt”. De opleiding voor de Luchtmacht doet in 1939 haar intrede. Bovendien worden tussen 1836 en 1940 de officieren voor het leger in Oost-Indië op het kasteel opgeleid.

Het onderwijs aan de KMA staat in de 19e eeuw goed aangeschreven en geniet zelfs internationale bekendheid. Later in die eeuw blijven hervormingen echter te lang uit. Daarom is er kritiek op het schoolse karakter van de opleiding. Enige verbeteringen worden in de loop van de tijd wel aangebracht, zoals een betere aansluiting op het middelbaar onderwijs (1867) en een wet op het militaire onderwijs (1890). Maar een ingrijpende herziening vindt pas plaats in het studiejaar 1960-1961. De opleiding wordt van drie naar vier jaar verlengd en krijgt een wetenschappelijk karakter. Het toezicht op het onderwijs komt in handen van een Curatorium. De raad van gouverneur en Assessoren (RGA) wordt belast met de dagelijkse leiding. Vanaf dat moment neemt het civiel-wetenschappelijk element in het onderwijs een steeds grotere plaats in. De laatste ingrijpende onderwijsvernieuwing krijgt zijn beslag in 1992. De militaire bedrijfskunde, waarvoor in 1985 is gekozen als overkoepelend en samenbindend element van de wetenschappelijke opleiding wordt ondergebracht in een faculteit in plaats in drie studierichtingen. Sindsdien krijgen alle cadetten Beroeps Onbepaalde Tijd na een eerste militaire opleiding van zes maanden een modulair opgebouwde militair- bedrijfskundige studie van ruim twee jaar, waarna zij hun eerste militaire functie als luitenant vervullen bij hun onderdeel. Het einde van de Koude Oorlog heeft voor de KMA gevolgen gehad. De herstructurering van de krijgsmacht en de afschaffing van de dienstplicht leiden in 1994 tot de beslissing ook beroepsofficieren van land- luchtmacht die slechts een beperkt aantal jaren in de krijgsmacht zullen dienen aan de KMA op te leiden. Dit betekent dat voortaan in de krijgsmacht alle beroepsofficieren kortere of langere tijd op het kasteel van Breda opgeleid worden.

Mobilisatie en oorlog
De opleiding moet in het verleden een aantal malen worden onderbroken worden als gevolg van mobilisatie en oorlog. De eerste onderbreking is reeds kort na de oprichting. Ten gevolge van de Belgische opstand sluit de KMA haar poorten van oktober 1830 tot november 1836. In 1870 wordt de opleiding opnieuw enkele maanden gestaakt vanwege de mobilisatie van het Nederlandse leger ten tijde van de Frans-Duitse oorlog. Ook door de mobilisatie tijdens de Eerste Wereldoorlog moeten de lessen gestaakt worden (1914-1915). Veel ernstiger wordt de situatie tijdens de Tweede Wereldoorlog. In augustus 1939 worden de cadetten gemobiliseerd, maar na enkele weken keren de meesten terug en wordt de opleiding weer hervat. Op 7 mei komt het bevel dat alle verloven worden ingetrokken. Nu is het menens. Op 10 mei valt het Duitse leger Nederland binnen. De cadetten verblijven op hun mobilisatiebestemming, het KNIL in Haarlem, de overigen bij opleidingscentra en parate eenheden verspreid over het land. Daar maken zij de strijd mee.

In juli 1940 wordt de KMA door de bezetter opgeheven hoewel nog tot januari 1941 cursussen voor enige ex-cadetten worden gegeven om de overgang naar de burgermaatschappij te vergemakkelijken. Deze cursussen vinden aanvankelijk nog plaats op het kasteel, maar de laatste maanden in een klooster in Oosterhout. In 1942 worden de burgerdocenten ontslagen. De cadetten worden, voor zover zij zich melden, in krijgsgevangenschap gevoerd. Velen hebben zich echter zeer verdienstelijk getoond in het verzet en daarvoor de prijs van hun leven betaald. Het kasteel wordt door de bezetter gebruikt om een opleiding van de Kriegsmarine, een bureau van de Sicherheitsdienst (SD), een militaire telefooncentrale en een eenheid van het Nationalsozialistische Kraftfahrerkorps (NSKK) onder te brengen. Toen het lesgeven in Breda onmogelijk werd, verplaatste de officiersopleiding tijdelijk naar Bandoeng op Java in Nederland-Indië (oktober 1940- maart 1942). Op 29 oktober 1944 bevrijden de Polen Breda, maar de heroprichting van de KMA zou nog tot 1948 op zich laten wachten. In de tussentijd verblijft een groot aantal legeronderdelen op het kasteel-complex. De belangrijkste hiervan de is de School voor Reserveofficieren de Infanterie. Besprekingen tussen de gemeente Breda en ministerie van Defensie leiden tot een overeenkomst waarin de terugkeer van de officiersopleiding naar Breda wordt bepaald. Vooral de gemeente hecht daaraan veel waarde. De wens van de legerleiding om ook het Valkenberg, de oude kasteeltuin die stadspark is geworden, bij het academieterrein te trekken  wordt niet gehonoreerd.

De academiefeesten
Vanaf 1828 staat Breda iedere 25 jaar in het teken van academiefeesten waarmee de hechte band tussen stad en KMA benadrukt wordt. Het karakter van deze feesten heeft in de loop van de tijd vanzelfsprekend verandering ondergaan. Maar iedere keer zijn ze weer omvangrijk en is de inbreng van de Bredase bevolking groot. De feesten van 1853, 1878 en 1828 kenmerken zich door optochten van praalwagens parades, sfeervolle versieringen en verlichting van straten en pleinen muziek- en toneelvoorstellingen en reünies van oud cadetten. In 1953 wordt het Valkenberg ingericht voor allerlei festiviteiten. De feesten van 1978 weerspiegelen weer andere maatschappelijke verhoudingen: de burgerij van de stad brengt een bezoek aan het kasteel tijdens een open dag. Er vinden allerlei sportieve ontmoetingen plaats tussen cadetten- en burgerverenigingen. De openheid van de KMA is sindsdien alleen maar toegenomen.